Leerjaar 2 VOA Economie en handel H2 les 2 Werken in een supermarkt

                        H2 les 2
                                                     Werken in de supermarkt 
                + toets 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

                        H2 les 2
                                                     Werken in de supermarkt 
                + toets 

Slide 1 - Slide

De vorige les
Wie weet nog wat spiegelen is?
Wat betekent THT?
We gaan nu eerst een filmpje kijken over een vakkenvuller.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Informatiebordjes
-Voor elk product staat een bordje met informatie
-Controleer of het bordje op de goede plaats staat
-Soms verplaats je de producten naar een ander schap
-Neem dan de informatiebordjes mee
-Zo ziet de klant welk product het is en wat het kost
Aubergine
€1,49 per stuk
Pastinaak 
550 gram €1,69 

Slide 4 - Slide

                   Vragen van klanten
-Tijdens het vakkenvullen sta je in de winkel
-Het kan zijn dat een klant vragen stelt
-Blijf altijd vriendelijk en beleefd en probeer antwoord te geven
-Als je iets niet weet, is dat niet erg, je vraagt hulp aan een collega.

Slide 5 - Slide

Aandacht op de klant richten
-Soms werk je aan de kassa
-De klant ziet jou als laatste voordat hij de winkel uitgaat
-Daarom is het belangrijk een goede indruk achter te laten
-Dit doe je door de klant aan te kijken en beleefd te zijn
-Je kletst dus niet met collega's, je richt je aandacht op de klant

Slide 6 - Slide

Opruimen

-Je helpt vaak mee met schoonmaken en opruimen
-Als het rommelig is, ruim je op, de winkel moet er netjes en schoon uitzien
-Opruimen is belangrijk voor de veiligheid, je wilt niet over de rommel vallen
-Het geeft de klant ook een fijner gevoel omdat ze meer ruimte hebben
-Je ruimt eerst op voordat je gaat schoonmaken, je kunt er dan beter bij.

Slide 7 - Slide

Bacteriën
-In stof kunnen bacteriën zitten
-Je ziet ze niet met het blote oog, maar je kunt er wel ziek van worden
-Stof afnemen helpt dus om gezond te blijven en het geeft je een prettig gevoel om in een schone winkel te werken.

Slide 8 - Slide

Afstoffen
-Droge stof neem je af met een stofdoek of een microvezeldoek
-Je kunt nat stof afnemen met een 
klamvochtige microvezeldoek

Slide 9 - Slide

-De vloer doe je met een bezem of stofwisser
-of met een stofzuiger

Slide 10 - Slide

schoonmaakregels
1. Je doet eerst de minder stoffige dingen daarna de hele vieze dingen. Je werkt dus van schoon naar vies
Anders verplaats je het vuil naar de minder vieze gedeeltes

Slide 11 - Slide

                         schoonmaakregels
2. Je werkt altijd van boven naar beneden
Stel je maakt eerst de vloer schoon en dan pas de schappen.
Dan valt de stof op je schone vloer 

Slide 12 - Slide

                   schoonmaakregels
3. Je werkt van binnen naar buiten
Je stoft eerst de binnenkant van de kast, die is het minst stoffig
In de kast werk je ook van binnen naar buiten. Je stoft eerst de achterkant van de plank en dan pas de voorkant. Anders veeg je het stof over de schone voorkant.

Slide 13 - Slide

-Een stofdoek moet je na het stoffen buiten uitkloppen
-Anders blijft het stof in de winkel hangen
-Daarna gooi je hem bij de was

Slide 14 - Slide

De vloer schoonmaken
-Als er iets kapot valt, moet je de vloer schoonmaken
-Dit moet direct, want glas is gevaarlijk
-Er kunnen klanten uitglijden

Slide 15 - Slide

-Eerst veeg je het grote vuil op met stoffer en blik
-Daarna ga je moppen
-Dit doe je met een emmer schoon water, schoonmaakmiddel en een mop
-Er zijn verschillende kleuren emmers b.v. 
-blauw voor het keukengedeelte
-zwart voor de vloer. Gebruik dus de goed kleur emmer

Slide 16 - Slide

moppen
-Tijdens het moppen spoel je de mop steeds uit in het sop
-Na het spoelen wring je de mop eerst uit
-Het spoelen en wringen kan met een speciale pers
-Of in een emmer met een draaibakje
_Een te natte mop laat te veel water achter en dan moet je het weer droog maken.
-Werk nauwkeurig. Laat geen stukjes glas achter of troep liggen

Slide 17 - Slide

Wat kan een klant zien op de informatiebordjes in de winkel?
A
Hoe het product heet en waar het gemaakt is
B
Hoe het product heet en wat het kost
C
Wat er in het product zit en wat het kost
D
Wat het product kost en wat er in het product zit

Slide 18 - Quiz

Wat doe je als je een vraag van een klant niet kunt beantwoorden?

Slide 19 - Open question

Mag je tijdens het werken aan de kassa praten met je collega?
A
Nee, dat mag nooit dat is onbeleefd
B
Ja dat mag altijd, dat is beleefd
C
Liever niet, maar het mag wel
D
Ja dat mag als het een vraag over het werk is.

Slide 20 - Quiz

Waarom moet de supermarkt opgeruimd en schoon zijn?
Noem 2 redenen (2 punten)

Slide 21 - Open question

Waar stof je niet mee?
A
Met een doek, het maakt niet uit welke
B
met een stofdoek
C
met een microvezeldoek
D
met een klamvochtige microvezeldoek

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar?
Je maakt eerst het vieze gedeelte schoon en dan het schone gedeelte
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar?
Je begint altijd onderaan met afnemen en werkt zo door naar boven.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Hoe heet dit voorwerp
waar je mee dweilt?

Slide 25 - Open question

Waarom moet je een mop altijd goed uitwringen na het spoelen?

Slide 26 - Open question

Welke kleur emmer moet je gebruiken als je een vloer wilt dweilen?

Slide 27 - Open question