de cellen

Wat weet je al van cellen?
Geef 1 antwoord per keer
Je kunt zoveel antwoorden geven als je wilt
1 / 48
next
Slide 1: Mind map
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat weet je al van cellen?
Geef 1 antwoord per keer
Je kunt zoveel antwoorden geven als je wilt

Slide 1 - Mind map

Cellen zijn vergelijkbaar met legoblokjes
Cellen zijn kleine bouwstenen waarmee je een lichaam kunt bouwen

Slide 2 - Slide

Wat zijn cellen? en kun je voorbeelden geven

Slide 3 - Open question

De cel is vergelijkbaar met een boterhamzakje. Het zakje stelt dan de celmembraan voor en het water het cytoplasma

Slide 4 - Slide

De celkern zorgt voor zelfregulatie en zelforganisatie in de cel. De celkern wordt omgeven door de kernmembraan

Slide 5 - Slide

Cellen zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen met een eigen functie. Die noemen we organellen

Slide 6 - Slide

onderdelen van de celstofwisseling
Elke cel moet voedingstoffen opnemen en energie produceren, en gebruikt hiervoor energie (glucose) en zuurstof 02, daarnaast moet hij zijn afvalstoffen kwijtraken. 
Onderdelen van de celstofwisseling zijn:
  • het vrijmaken van energie uit voedingstoffen
  • bouwstoffen op de goede plaats inbouwen in de cellen en in de substantie tussen de cellen in  
  • verwerken van afvalstoffen
  • aanleggen van reserves
  • reserves aanspreken als er gebrek is aan aanvoer van voeding
De volgende orgaanstelsels spelen hierin een rol: spijsverteringsstelsel, de bloedsomloop, de longen, de nieren, de huid. 

Slide 7 - Slide

de stoffen die de cel nodig heeft
  • voedingstoffen
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamines
  • mineralen
  • zuurstof
  • hormonen 

Slide 8 - Slide

Eiwitten
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Eiwitten zijn nodig voor de vorming van celplasma. Ook voor de opbouw van spieren heb je eiwitten nodig.
Een teveel aan eiwitten in je voeding wordt gebruikt als brandstof. Je lichaam kan eiwitten ook omzetten in vet en dan opslaan als reservestof.

In de afbeelding zie je voedingsmiddelen die veel eiwitten bevatten.

Slide 9 - Slide

werking enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voeidingsstof heeft zijn eigen enzym.
een enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voeidigsstof afbreken

Slide 10 - Slide

ENZYMEN
  • Amylasen = koolhydraatsplitsende enzymen 

  • Proteasen = eiwitsplitsende enzymen

  • Lipasen = vetsplitsende enzymen

Slide 11 - Slide

Een constant inwendig milieu

Slide 12 - Slide

Inwendig milieu
  • inwendig milieu = bloedplasma + weefselvloeistof
  • uitwendig milieu = je omgeving + inhoud van je darmkanaal,    longen, blaas

  • als een stof een celmembraan gepasseerd heeft, zit het in je inwendig milieu.

Slide 13 - Slide

Bij het inwendig milieu horen:
A
Lucht in de longen
B
vocht tussen de cellen
C
Voedselbrij in de darmen
D
Bloedplasma

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Vacuole
Celwand

Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving
Regelt wat er in de cel gebeurt
Een blaasje gevuld met vocht
Stevig laagje om de cel heen

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

In de celkern liggen de chromosomen

Slide 19 - Slide

De chromosomen bestaan uit opgerold DNA. 
Daarop liggen je erfelijke eigenschappen
In het DNA vormen de letters A & T een paar en C & G

Slide 20 - Slide

19

Slide 21 - Video

00:07-00:10
een witte bloedcel
rolt over de wand van een bloedvat

Slide 22 - Slide

00:14-00:19
Eiwitten
Afwisselend hechten en loslaten; 
zo rolt de witte bloedcel over de 
bloedvatwand.

Slide 23 - Slide

00:33-00:38
Boven: bloedvatwand
Onder: Witte bloedcel

Slide 24 - Slide

00:50-00:55
Membraan
Dit is de buitenkant van het celmembraan
Het is bijna vloeibaar. Er 'drijven' vlotten in, deze bevatten meer cholesterol waardoor ze steviger zijn.

Slide 25 - Slide

01:22-01:27
Signaalstof
Deze bindt aan een receptor op de cel. We gaan zo zien welke reactie de cel daarop geeft.

Slide 26 - Slide

01:38-01:40
Binnen in de cel

Slide 27 - Slide

01:42-01:47
Eiwitten
Steken door het celmembraan of zijn erin verankerd

Slide 28 - Slide

02:00-02:05
Eiwitdraden
Deze draden vormen het celskelet, 
dat wat de cel in zijn vorm houdt

Slide 29 - Slide

02:48-02:53
Opbouw en afbraak
De eiwitten van het celskelet worden steeds opnieuw opgebouwd en afgebroken, 
afhankelijk van de vorm de cel moet hebben

Slide 30 - Slide

03:41-03:46
Transport
Een blaasje gevuld met eiwitten, wordt voortgetrokken 
door een lopend transporteiwit

Slide 31 - Slide

04:05-04:10
Mitochondriën
De energiecentrales van de cel gedragen 
zich als zelfstandige cellen

Slide 32 - Slide

04:30-04:35
Celkern
Je kijkt hier op de celkern, er zitten poriën in om 
het RNA (lijkt op DNA, sliertjes) door te laten.

Slide 33 - Slide

04:41-04:46
Ribosomen
Het RNA bindt buiten de celkern aan een ribosoom. Deze leest de code van het RNA en maakt met die informatie een eiwit.

Slide 34 - Slide

05:14-05:19
Eiwitproductie
Eiwitten worden soms rechtstreeks in het Endoplasmatisch Reticulum gemaakt (voor transport)

Slide 35 - Slide

05:30-05:35
Blaasjes
Blaasjes snoeren af van het ER voor transport

Slide 36 - Slide

05:58-06:03
Golgi systeem
Hier versmelten de blaasjes met het Golgi systeem, waar de eiwitten hun definitieve vorm krijgen 

Slide 37 - Slide

06:22-06:27
Versmelten met celmembraan
De blaasjes versmelten met het buitenmembraan, de inhoud zit nu aan de buitenkant

Slide 38 - Slide

06:56-07:01
De reactie
De nieuw gemaakte eiwitten komen samen en vormen een hechtings team om de cel te stoppen.

Slide 39 - Slide

07:38-07:45
De reactie (2)
De witte bloedcel verandert van vorm en wordt plat, zodat hij tussen de cellen van de bloedvatwand door kan, naar de plek waar hij nodig is.

Slide 40 - Slide

Overhoor jezelf: weet je de functies nog?
Een ribosoom is een eiwitfabriek; het ruw E.R. is het transportsysteem van die eiwitten
Het Golgi-apparaat vouwt eiwitten goed op (maakt het 'af') en transporteert ze in blaasjes
Het centriool speelt een rol bij de celdeling; hieraan bevestigen zich de trekdraden die de chromosomen uit elkaar trekken
Het lysosoom is een blaasje met verteringsenzymen om kapotte ceponderdelen op te ruimen
De celkern bevat het DNA, hierin vindt ook transcriptie (maken van RNA) plaats
Het cytoplasma bevat opgeloste stoffen, is de inhoud van de cel waarin alle organellen 'hangen'. Bevat ook het celskelet
Het celmembraan is het omhulsel van de cel, de poortwachter die zorgt dat sommige stoffen wel en andere niet binnen komen
De mitochondriën zijn de energiecentrales. Ze verbranden energierijke stoffen en maken ATP van ADP en P
Het glad ER (zonder ribosomen) is een transportsysteem, vooral voor eiwitten

Slide 41 - Slide

Wat is géén functie van het celmembraan?
A
Binden aan signaalstoffen zoals hormonen
B
Doorlaten van CO2 en O2
C
Niet doorlaten van schadelijke stoffen
D
Maken van eiwitten

Slide 42 - Quiz

Wat doen de mitochondriën?
A
Energie produceren voor de cel
B
Energie verbruiken
C
Verbrandingsprocessen
D
Maken van eiwitten

Slide 43 - Quiz

Wat doen ribosomen?
A
RNA aflezen en eiwitten maken
B
DNA aflezen en eiwitten maken
C
RNA aflezen en vetzuren maken
D
RNA aflezen en koolhydraten maken

Slide 44 - Quiz

Wat is een eiwit ook alweer?
A
Een soort vetachtig molecuul
B
Een molecuul dat uit aminozuren is opgebouwd
C
Een klein molecuul
D
Het is geen molecuul maar een organel

Slide 45 - Quiz

Wat hoort bij welke functie? 
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Maakt RNA
Maakt eiwitten
Celkern
Ribosomen
Glad ER
Mitochondriën
Ruw ER
Golgi-systeem

Slide 46 - Drag question

Wat is de functie van een lysosoom in de cel?
A
zorgt voor vertering binnen de cel
B
drager van erfelijke eigenschappen
C
vervormen van eiwitten
D
transporteren van stoffen in de cel

Slide 47 - Quiz

Dit heb ik geleerd van cellen

Slide 48 - Open question