Les preterito perfecto

El objetivo de hoy:
  • Lesdoel: Ik kan praten over wat ik in de laatste vakantie heb gedaan .
He viajado con mi familia. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

El objetivo de hoy:
  • Lesdoel: Ik kan praten over wat ik in de laatste vakantie heb gedaan .
He viajado con mi familia. 

Slide 1 - Slide

Wat vind je leuk om te doen in je vakantie? Wat neem je mee? 
 Wat heb je gedaan tijdens je laatste vakantie? 


La naturaleza
Ik heb gewerkt 
He trabajado. 


El rafting 
El volcano 
La ciudad  
El museo 
El restaurante 

Slide 2 - Slide

DOS FAMILIAS MUY VIAJERAS blz. 82

4.a Lees de teksten 'Dos familias viajeras'. Met welke familie zou je het liefste op vakantie gaan?
Waarom?


Slide 3 - Slide

Zijn de teksten in het verleden of tegenwoordige tijd? 
4.b In de teksten zie je nieuwe werkwoordsvormen: de pretérito perfecto. Schrijf ze op en zet de hele werkwoord erbij
Ha salido- salir 
Ha estado - estar
Ha buceado - bucear 
Ha subido - subir 
Ha caminado - caminar 
Ha hecho - hacer



 

Slide 4 - Slide

Bailar-  Yo he bailado / 
Comer- He comido paella. 

Slide 5 - Slide

El objetivo de hoy:
  • Ik kan praten over wat er onlangs is gebeurd.
Dime 1 cosa que has hecho esta semana. (in het Nederlands)

1. Ik heb mijn kamer opgeruimd. (opruimen)
He ordenado mi habitación. (ordenar)

Slide 6 - Slide

Wat is de pretérito perfecto?
De pretérito perfecto in het Spaans is te vergelijken met de voltooid tegenwoordige tijd in het Nederlands. In het Nederlands maken we deze vorm met ‘hebben’ en in sommige gevallen ‘zijn’. Voobeelden:

1.Ik heb een cadeau gekocht.                                        He comprado un regalo. 
2.ik heb hard gewerkt .                                                      He trabajado duro.
3.Ze is  uitgegaan met Paul.                                            Ha salido con Paul.




Slide 7 - Slide

 Vamos a practicar: Hoe zeg je in het Spaans...?

1. Ik ben in Groningen geweest (estar)


2.Carla heeft gezwommen met mijn broer. (nadar)


3.We hebben Spaans geleerd(aprender)

He estado en Groningen.
Ella ha nadado con mi hermano. 
Hemos aprendido español.
Ik  -         He 
Jij -          Has
Zij/Hij -   Ha
Wij-         Hemos
Jullie -     Habeis
Ze-           Han
AR- ADO
ER/IR- IDO 

Slide 8 - Slide

4.c Schrijf 3 dingen die je wel of niet hebt gedaan(kijk in de teksten)
Yo también he subido a un volcán. 

Slide 9 - Slide

Ik begrijp de lesstof....
A
onvoldoende
B
redelijk
C
voldoende
D
goed

Slide 10 - Quiz

Fin de la clase...



  • ¿Preguntas?









    Slide 11 - Slide

    EL PROGRAMA DE HOY (week 2)
    - De verleden tijd 
    - Een interview lezen 

    Slide 12 - Slide

    jugar al fútbol
    He jugado .

    comer
    He comido paella
    Ver
    ver- He visto




    Slide 13 - Mind map

    Terug blik 

    1. Ik ben in Groningen geweest (estar)


    2.Carla heeft gezwommen met mijn broer. (nadar)


    3.We hebben Spaans geleerd(aprender)

    He estado en Groningen.
    Ella ha nadado con mi hermano. 
    Hemos aprendido español.
    Ik  -         He 
    Jij -          Has
    Zij/Hij -   Ha
    Wij-         Hemos
    Jullie -     Habéis
    Ze-           Han
    AR- ADO
    ER/IR- IDO 

    Slide 14 - Slide

    TERUGBLIK 


    Slide 15 - Slide


    Gebruik Pretérito Perfecto 

    -voor gebeurtenissen waarvan het niet belangrijk is wanneer ze plaatsvonden
    HE COMPRADO UN COCHE (COMPRAR) 

    - voor gebeurtenissen in het verleden die een verband hebben met het heden.
    ESTA MANANA HE DESAYUNADO. (DESAYUNAR) 

     

     


    Desayunar 

    Slide 16 - Slide

    Maak zinnen met de pretérito perfecto blz. 100
     (Onregelmatige woorden in blauw). blz. 84
    1. trabajar, yo -  He trabajado 
    2. vivir, ellos- Han vivido 
    3. comer, vosotros - Habéis comido
    4. ver, Paco - Ha visto
    5. subir, Carmen - Ha subido 
    6. hacer, tú - Has hecho. 

    Slide 17 - Slide

    Lezen- Comprensión Lectora blz. 89
    Lees het interview en zet de vragen op de juiste plek. 
    Vocabulaire
    Contestar= antwoord geven
    Volver= terug gaan 
    Hay= er is/er zijn

    Slide 18 - Slide

    Afsluiting 
    Leren: vocabulaire 


    Slide 19 - Slide

    Email schrijven 

    Schrijf een email aan een vriend in het buitenland. Beschrijf:Begroeting/Aanhef 
    •    waar jouw woonplaats is 
    • hoe jouw woonplaats is
    •  hoe het klimaat in jouw land is 
    • welke bezienswaardigheden er zijn 
    • welke activiteiten jullie samen zouden kunnen gaan doen
    •  afsluiting.




    Slide 20 - Slide