Taal woordsoorten

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Noem een voorzetsel

Slide 2 - Mind map

Wat is een lidwoord?

Slide 3 - Mind map

Noem een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Mind map

Noem een stof. bijv. naamwoord?

Slide 5 - Mind map

Wat is het voegwoord?

Bas is boos, omdat hij niet mag spelen
A
boos
B
omdat
C
hij
D
spelen

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijwoord?
Vandaag gaat Thalia naar de kapper.
A
vandaag
B
gaat
C
Thalia
D
kapper

Slide 7 - Quiz

Wat is het onbepaald telwoord?
Hij heeft drie doelpunten gescoord in zijn laatste wedstrijd.
A
heeft
B
drie
C
gescoord
D
laatste

Slide 8 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Sami kent dat verhaal.
A
Sami
B
kent
C
dat
D
verhaal

Slide 9 - Quiz

bijvoeglijk gebruikt deelwoord?
De stewardess trok haar gevouwen uniform aan.
A
stewardess
B
trok
C
gevouwen
D
uniform

Slide 10 - Quiz

Tik op de 2 pers. vnw.

Hij nodigt haar uit voor het feest
A
Hij / uit
B
Hij / haar
C
nodigt / het
D
voor / het

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de 2 bez. vnw.?
Onze hond speelt graag met zijn bal.
A
Onze / hond
B
Onze / speelt
C
speelt / graag
D
onze / zijn

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de 2 telwoorden?
Van de twaalf kinderen heeft Jan de meeste eieren gevonden
A
kinderen / heeft
B
twaalf / jan
C
twaalf / eieren
D
twaalf / meeste

Slide 13 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het ijzeren hek is net nieuw

A
ijzeren
B
hek
C
net
D
nieuw

Slide 14 - Quiz