Spelling H6


Welkom!

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson


Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je weet (weer) wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken
- je leert wat de directe rede en de indirecte rede is


Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (15 min)
- Terugblik: Spelling meervouden (5 min)
- Uitleg spelling (10 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Slide

Terugblik 
Spelling meervouden

Huiswerk opdracht 1, 2, 3 en 4 van H4 Spelling 

Slide 4 - Slide

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 6 - Slide

Komma (blz. 184)
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 8 - Slide

Dubbele punt (blz. 184)
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 9 - Slide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'
Let op onderwerp en gezegde

Slide 10 - Slide

Aanhalingstekens (blz. 184)
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 11 - Slide

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
Dit is:
a. Directe rede (twee vingers)
b. Indirecte rede (drie vingers)

Slide 12 - Slide

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
a. Dit is waar (twee vingers)
b. Dit is niet waar (drie vingers)

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van de Planning Spelling H6 op Nieuw Nederlands

Klaar?: Ga lekker lezen in je leesboek of werk aan je verwerkingsopdracht. 

Slide 14 - Slide