Herhalingsles 2 spelling algemeen lasso 3

Nederlands 16-05
- 10 min stillezen
- Herhaling spelling algemeen
- Werkblad maken 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Nederlands 16-05
- 10 min stillezen
- Herhaling spelling algemeen
- Werkblad maken 

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Ik ken de onderstaande onderdelen van spelling algemeen

Herhaling: 
- woorden korter schrijven
-  leestekens 

Slide 2 - Slide

Woorden korter schrijven
Soms is het handig om woorden niet voluit te schrijven. Je kunt er ruimte mee besparen en het levert tijdswinst op. Je kunt woorden op vijf manieren korter schrijven:




1. Een afkorting: de weergave van een woord of woordgroep met een beperkt aantal letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
- Je schrijft een afkorting met één of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.
- enz. = enzovoort , m.b.v = met behulp van, H.K.H. = Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 3 - Slide

Woorden korter schrijven
2. Een letterwoord: Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord. Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.
- NAVO = Noord-Atlantische Verdragsorganisatie-> Spreek het uit als navo

3. Een initiaalwoord: wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters.
-ANWB = Algemene Nederlandse Wielrijdersbond
-pc= personal computer 

Slide 4 - Slide

Woorden korter schrijven
4. Een verkorting: is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord.
- doka = donkere kamer
- Benelux = België, Nederland, Luxemburg

5. Een symbool: is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
- km= kilometer
- 20 gr. Of 20 g= 20 gram
- 5 sec. Of 5s = 5 seconden 

Slide 5 - Slide

Wat is KLM?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 6 - Quiz

km/h
A
initiaalwoord
B
letterwoord
C
afkorting
D
symbool

Slide 7 - Quiz

Wat is enz.?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 8 - Quiz

Wat is 'pc' voor woord?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord of verkorting?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 9 - Quiz

Wat is mavo?
Een afkorting, letterwoord, initiaalwoord, verkorting:
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 10 - Quiz

CS (Centraal Station) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 11 - Quiz

Li (Lithium) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 12 - Quiz

Wat is a.u.b.?
A
initiaalwoord
B
letterwoord
C
symbool
D
afkorting

Slide 13 - Quiz

Wat is horeca?
A
initiaalwoord
B
letterwoord
C
verkorting
D
afkorting

Slide 14 - Quiz

Leestekens
Hoofdletter
Punt
vraagteken 
Uitroepteken
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens

Mijn moeder zei tegen mijn zusje: "Ruim je kamer nou eens op!"



Slide 15 - Slide

In de zin zijn leestekens vergeten. Neem de zin over en zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart zei ik

Slide 16 - Open question

In de zin zijn leestekens vergeten. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

als de zon schijnt wil ik het liefst lunchen in de tuin

Slide 17 - Open question

In de zin zijn leestekens vergeten. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

de kleuter schreeuwde naar zijn vader ik wil niet naar bed

Slide 18 - Open question


In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek. 

houd jij ook zo van chocolade boterkoek en snoep

Slide 19 - Open question

Aan de slag
Maak van de mixopdrachten online (paragraaf 8):
Havo: opdracht 5 en 6
vwo: opdracht 4 en 5

Slide 20 - Slide


Zo zelfverzekerd voel ik me over trema, apostrof, accenten, cedille en wel of geen -n
Leerdoelcheck!
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll