Klas 2 week 40 bezittelijk vnw

BONJOUR
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BONJOUR

Slide 1 - Slide

Leerdoel

Na deze les weet je (weer) alles over het bezittelijk voornaamwoord


Slide 2 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
Mijn kamer is niet groot. 
Hoe ziet jouw kamer eruit? 
Haar tas is vies. 
Haar tassen zijn allemaal vies. 

  • Geeft aan van wie iets is 

Slide 3 - Slide

Grammaire - bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kijk je niet alleen naar van wie iets is, maar óók of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is. 

Mon père est sévère. 
Ma mère est sympa. 

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord - Enkelvoud
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Mannelijk
Mon
Ton
Son
Vrouwelijk
Ma
Ta
Sa
Meervoud
Mes
Tes
Ses

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Mijn rugzak is zwaar - Mon sac à dos est lourd (mannelijk)
Mijn etui is rood - Ma trousse est rouge (vrouwelijk)
Mijn docenten zijn grappig - Mes profs sont marrants (meervoud)

Slide 6 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Let op! Als het woord vrouwelijk is én met een klinker begint, krijg je toch de mannelijke vorm (klinkerbotsing)

X Ta amie est marrante (jouw vriendin is grappig) 
Ton amie est marrante 

Slide 7 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Let op! Son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen. 

Son tableau est beau - Zijn/haar schilderij is mooi. 
Sa chambre est grande - Zijn/haar kamer is groot. 
Ses parents sont sympas - Zijn/haar ouders zijn aardig. 

Slide 8 - Slide

Prends ton livre
Klas1:
Page 123 - Bezittelijk voornaamwoord
Page 124 - 30c, 30d, 30e & 31a, 31b

Klas 2:
Page 46 - 30a + uitleg
Page 47 - 30d en 30e

Slide 9 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Mon/ma/mes (mijn)
Ton/ta/tes (jouw)
Son/sa/ses (zijn/haar)

Enkelvoudsvormen

Slide 10 - Slide

Meervoudsvormen
Enkelvoud
Meervoud
Ons, onze
Notre
Nos
Uw, jullie
Votre
Vos
Hun
Leur
Leurs

Slide 11 - Slide

Even oefenen .. 
1. ..... prof est malade (onze) 
2. ..... profs sont malades (onze) 
3. ...... école est très grande (jullie) 
4. ...... école est petite (hun) 
5. ....... écoles sont différentes (hun) 

Slide 12 - Slide

Even oefenen .. 
1. ...... ami Jean est heureux. (mijn)
2. ..... amis sont marrants. (uw) 
3. ...... matière préférée, c'est l'anglais (jouw) 
4. ...... école est petite (onze) 
5. ....... profs sont sévères (hun) 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide