This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Vorige paragraaf:
Je kunt de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft;
Je kunt voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid;
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen;
Je kunt enkele niet-belastingontvangsten noemen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Je bent voor één dag minister van Financiën. Je mag €10 miljard extra uitgeven. Geld naar arme gezinnen, het leger, het onderwijs en de zorg. Waar zou jij het meeste geld aan uitgeven?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
De derde dinsdag van september is het ....................................
De koning leest dan de ............................. voor. De minister van .................................. presenteert de rijksbegroting en de ..........................................
In de rijksbegroting staan de verwachte ............................... en ............................ voor het komende jaar.
Inkomsten
Troonrode
Financiën
Prinsjesdag
Uitgaven
Miljoenennota
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Is er een begrotingsoverschot of een begrotingstekort?