3.2 writng (14-12)

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hello V1KT1! :) 





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Slide

Today:
1. Homework check
2. Grammar:
present continuous & plural
3. Get to work! 


Goals (at the end of this lesson...) :

- Weet je wat de present continuous is en hoe je dit toepast.
- Weet je wat plural is en hoe je dit toepast. 
- Heb je goed meegedaan. 

Slide 2 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?

Maken: Unit 3.2 opdracht 10 t/m 13
Leren: Vocabulary en phrases 3.2

Ik kom even controleren. Intussen mogen
jullie zachtjes kletsen.


Slide 3 - Slide

2. Homework check
We kijken samen opdracht 11B en 12 na.






Luister goed mee, verbeter je antwoorden en
steek je vinger op bij vragen / opmerkingen.
Verder ben je stil.

Slide 4 - Slide

3. Grammar: present continuous





What are these three people doing? Write it down in your notebook!
She is ...
She is ...
He is ...

Slide 5 - Slide

3. Grammar: present continuous





What are these three people doing? Write it down in your notebook!
She is eating.
She is ...
He is ...

Slide 6 - Slide

3. Grammar: present continuous





What are these three people doing? Write it down in your notebook!
She is eating.
She is singing.
He is ...

Slide 7 - Slide

3. Grammar: present continuous





Wat valt je op aan deze drie zinnen?
She is eating.
She is singing.
He is running.

Slide 8 - Slide

3. Grammar: present continuous
She is eating.
She is singing.
He is running.

Slide 9 - Slide

3. Grammar: present continuous
She is eating.
She is singing.
He is running.
De present continuous gebruik je als iets NU aan de gang is.

Slide 10 - Slide

3. Grammar: present continuous
Vorm: vorm van to be (am / are / is) + werkwoord + -ing
Gebruik: als iets nu aan de gang is, of bezig is. In het Nederlands zeg je vaak ‘… aan het …’

I am singing.
You are dancing.
He is calling.

Slide 11 - Slide

3. Grammar: present continuous
Ook bij de present continuous heb je bevestigende, ontkennende en vragende zinnen.

Bevestigend (+): I am singing.
Ontkennend (-): I am not singing.
Vragend (?): Am I singing?

Het hele rijtje vind je in je tekstboek (grammar 3.3)

Slide 12 - Slide

Maak in je schrift:
Gebruik de present continuous

1. My father ... (sing) a song right now.
2. I ... (walk) to school at the moment.
3. My teacher ... (talk) to me.
4. We ... (listen) to the teacher.
5. Laura ... (draw) a cartoon.

Slide 13 - Slide

Maak in je schrift:
Gebruik de present continuous

1. My father is singing a song right now.
2. I am walking to school at the moment.
3. My teacher is talking to me.
4. We are listening to the teacher.
5. Laura is drawing a cartoon.

Slide 14 - Slide

3. Grammar: plural
Wat dénk je dat het woord plural betekent?

Slide 15 - Slide

3. Grammar: plural
Plural = meervoud (méér dan 1)

Slide 16 - Slide

3. Grammar: plural
car ---> cars
cookie ---> cookies
dog ---> dogs
phone ---> phones
Wat denk je dat de regel meestal is om iets in het meervoud te zetten?

Slide 17 - Slide

3. Grammar: plural
car ---> cars
cookie ---> cookies
dog ---> dogs
phone ---> phones
De meeste meervouden in het Engels eindigen op een -s.

Slide 18 - Slide

3. Grammar: plural
foot ---> feet
knife ---> knives
child ---> children
story ---> stories
Maar er zijn ook andere (onregelmatige) meervouden:

Slide 19 - Slide

3. Grammar: plural
photo wordt photos

Dus NIET photo's!!!!
Let op!
In het Engels krijgt meervoud nooit 's (apostrof -s)

Slide 20 - Slide

Maak in je schrift:
Gebruik de plural (meervoud)

one car, two ...
one phone, three ...
one child, four ...
one table, two ...
one plant, five ...

Slide 21 - Slide

Maak in je schrift:
Gebruik de plural (meervoud)

one car, two plants
one phone, three phones
one child, four children
one table, two tables
one plant, five plants

Slide 22 - Slide

3. Get to work
Do:
Unit 3.2 writing
  • Opdracht 14 t/m 17





Klaar? 
Practise more (online)






How?
- Eerste 5 min in stilte.
- Daarna zachtjes overleggen.
- Steek je hand op bij vragen.
- Muziek via Chromebook.



timer
5:00

Slide 23 - Slide

Goals:
- Wanneer gebruik je de present continuous?
- Hoe vorm je de present continuous?
- Wat is plural in het Nederlands?

Slide 24 - Open question

Homework
Noteer in je agenda voor donderdag 16 december (5e uur):

Unit 3.2 writing
Maken: Opdracht 14 t/m 17
Leren: Vocabulary 3.3

Slide 25 - Slide