1.4 Meten

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 1: Natuurkunde en scheikunde

Paragraaf 4: Meten

Vorige les

• Practicummateriaal
• Veiligheidsregels en -maatregelen
• De brander
• De drie vlammen

Leerdoelen

• Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
• Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
• Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
• Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.

Meetapparatuur

Welke zie je?             Analoog en digitaal

Wat kun je ermee meten?

Grootheid en eenheid

Een grootheid is iets wat je kunt meten

De eenheid is de maat die je gebruikt. Die staat achter het getal.

De afstand van school naar de supermarkt is 500 meter.

Mijn leeftijd is 13 jaar

Tijd meten

Welke eenheden ken je voor het meten van de tijd?

Lengte meten

Kies je meetapparaat goed! 

Hoe reken je om van cm naar mm? En andersom?

5 cm = ... mm                     5 mm = ... cm

De klok hier aan de muur is een

1. analoog meetinstrument
2. digitaal meetinstrument
3. anadig meetinstrument

Hiernaast zie je een multimeter
Deze meet stroomsterkte
temperatuur, weerstand e.d.
Het apparaat is

1. Analoog
2. Digitaal

De multimeter in de vorige vraag meet nu een stroomsterkte van 1200 milliVolt. Hoeveel Volt is dat?

1. 120 V
2. 12 V
3. 1,2 V
4. 0,12 V

Een lokaal is 8,6 meter breed.
Hoeveel centimeter is dat

1. 0,860
2. 860
3. 8 600
4. 86 000

Wat geeft de voltmeter
nu aan

1. 0 Volt
2. 60 Volt
3. 30 Volt
4. 50 Volt

Aan de slag!

1.4 opdracht 1 t/m 15

Leerdoelen

• Je kunt van een aantal meetapparaten uitleggen waarvoor je ze gebruikt.
• Je kunt het verschil uitleggen tussen analoge en digitale meetapparatuur.
• Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
• Je kunt enkele meetapparaten aflezen.
• Je kunt enkele eenheden naar elkaar omrekenen.