11.3 Zwangerschap

11.3 Zwangerschap
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

11.3 Zwangerschap

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Waar dient vruchtwater voor?
A
Voeding voor de baby.
B
Het is een bijproduct, het heeft geen nut.
C
Daar wordt het bloed gezuiverd.
D
Ter bescherming van de baby.

Slide 24 - Quiz

Waardoor worden de borsten van een vrouw groter als ze zwanger is?
A
Hormonen stapelen zich op in de borsten
B
De melkklieren groeien
C
Er zit melk in de borsten
D
Er worden vetreserves opgeslagen

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 26 - Quiz

Navelstrengader
Navelstrengslagaders
Via welke ader(s) worden de volgende stoffen getransporteerd?
Zuurstof
Voedingsstoffen
Afvalstoffen

Slide 27 - Drag question

Noem een schadelijk gevolg van alcohol, drugs of roken:

Slide 28 - Open question

Wat is de juiste volgorde?
A
1. Uitdrijving 2. Nageboorte 3. Ontsluiting
B
1. Nageboorte 2. Indalen 3. Ontsluiting
C
1. Ontsluiting 2. Uitdrijving 3. Nageboorte

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je het litteken dat overblijft na het afvallen van de navelstreng?

Slide 30 - Open question

Zet in onderdelen van de bevalling in de juiste volgorde.
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
1
2
3

Slide 31 - Drag question

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 32 - Quiz

Hoe noem je het orgaan bij de rode pijl?

Slide 33 - Open question

Noem een stof die schadelijk is voor een ongeboren kind:

Slide 34 - Open question

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Sperma bestaat uit:
A
zaadcellen
B
zaadcellen en een beetje urine
C
zaadcellen en vocht
D
zaadcellen en slijm

Slide 36 - Quiz

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 37 - Quiz

Menstruatiecyclus: Hoe lang blijft een eicel bevruchtbaar?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide