Hoofdstuk 10 - afschrijvingskosten

Hoofdstuk 10.6 Facilitaire kosten 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 10.6 Facilitaire kosten 

Slide 1 - Slide

Facilitaire kosten

Facilitaire kosten: zijn kosten die noodzakelijk zijn om te kunnen produceren.
  • Afschrijvingskosten bedrijfsmiddelen: auto's, inventaris,…
  • Huisvestingskosten
  • Kantoorkosten
  • Kosten verzekeringen
  • Belastingen en heffingen

Slide 2 - Slide

Afschrijvingskosten

  • Duurzame Productie Middelen/DPM(:machines, computers, auto’s) worden gebruikt om te produceren en gaan jarenlang mee.
  • Deze duurzame productie middelen worden door gebruik, slijtage en veroudering minder waard.
  • Deze waardedaling noemen we afschrijven en veroorzaakt afschrijvingskosten.


Slide 3 - Slide

Facilitaire kosten

Slide 4 - Slide

Afschrijvingskosten

Mogelijke afschrijving methodes:
  1. Vast % van de aanschafwaarde/ lineaire methode 
  2. Vast % van de boekwaarde

Slide 5 - Slide

1. Afschrijven met vast percentage AW (lineair)

  • Aanschafwaarde (AW)
  • Restwaarde (inruilwaarde) (RW) 
  • Economische levensduur (ELD) 

Jaarlijkse afschrijvingskosten = (AW RW)
                                                                         ELD                        



Slide 6 - Slide

1. Afschrijven met vast percentage AW (lineair)

  • Aanschafwaarde (AW) € 3.000,
  • Restwaarde (inruilwaarde) (RW) € 300,-
  • Economische levensduur (ELD) 3 jaar

€ 3.000-€ 300 =Totale waardevermindering/afschrijvingskosten
€ 3.000-€ 300=  € 2700 = € 900,- afschrijvingskosten per jaar 
         3 jaar               3 jaar


Slide 7 - Slide

1. Afschrijven met vast percentage AW (lineair)

Afschrijvingsplan:
Aw €3.000,-
-Afs jr 1 = €900,-  op exploitatiebegroting jaar 1
BW jr 2 €2.100,-
- Afs jr 2 = €900,-  op exploitatiebegroting jaar 2
BW jr 3 €1.200,- 
- Afs jr 3 = €900,-   op exploitatiebegroting jaar 3
RW na 3 jaar €300,-  

AW: aanschafwaarde
BW: boekwaarde ->
Waarde na aflossing
RW: restwaarde
 

Slide 8 - Slide

1. Afschrijven met vast percentage AW (lineair)

  • Vast afschrijvingspercentage = jaarlijkse afschrijvingskosten    x100%                                                                                         aanschafwaarde (AW)

  • Vast afschrijvingspercentage = € 900,-      x100% = 30%                                                                                                             € 3.000,- 
      



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

2. Afschrijven met vast percentage boekwaarde

  • Elk jaar een lager bedrag aan afschrijvingskosten

Aw € 30.000,- Afschrijven met 30% van de boekwaarde. Economische levensduur van 3 jaar. 
Afschrijvingsplan jaar 1, 2 en 3

Slide 11 - Slide

2. Afschrijven met vast percentage boekwaarde

Aw €30.000,-
-Afs jr 1 €30.000 x 0,30 = €9.000,- exploitatiebegroting jaar 1
BW jr 2 €21.000,- 
- Afs jr 2 €21.000 x 0,30= 6.300,- exploitatiebegroting jaar 2
BW jr 3 14.700,
- Afs jr 3 €14.700 x 0,30 = €4.410,- exploitatiebegroting jaar 3
RW na 3 jaar 10.290,- 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Een ijsjesmachine kost €2.470. De restwaarde is €300. De economische levensduur is 7 jaar. Wat zijn de afschrijvingskosten per jaar?

Slide 14 - Open question

Een computer kost €7.000 en heeft een economische levensduur van 5 jaar. Men verwacht geen restwaarde. Wat is de afschrijving in het 1e jaar als het afschrijvingspercentage 25% is?

Slide 15 - Open question

Huiswerk 

10.36 t/m 10.46
blz. 295 - 301
TLH K3

Slide 16 - Slide