Herhaling H5

Hoofdstuk 5 Herhaling

Wat heb je nodig?
Laptop en schrift
Rekenmachine



1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 Herhaling

Wat heb je nodig?
Laptop en schrift
Rekenmachine



Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Herhaling H5
  2. Huiswerk controleren
  3. Woordzoeker en Kruiswoordpuzzel maken
  4. Kahoot                                                         

Slide 2 - Slide

Weekmarkt
Woningmarkt
Weekmarkt
  • Er worden producten aangeboden. (aanbod)
  • En mensen komen om iets te kopen. (vraag)
  • Er wordt dus gekocht en verkocht.

Woningmarkt
Woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning.
  • Kan jij niet bezoeken.
  • ook wel een abstacte markt genoemd

Slide 3 - Slide

Vraag en aanbodlijn
Prijs:         Vraag:                                                  Prijs:         Aanbod:

Slide 4 - Slide

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. Reken maar uit!!

Slide 5 - Slide

  • Indirecte belasting: Jij betaalt belasting via de winkelier.

Berekening prijs inclusief (met) btw


Prijs exclusief btw     € 200,00

+btw (21/100x € 200) €    42,00

=prijs inclusief btw    € 242,00

Slide 6 - Slide

Prijs exclusief btw 21% uitrekenen
121%
1%
100%
459,80
3,80
380
  • Prijs excl btw = prijs incl 21% btw : 121 x 100
  • Prijs excl btw = prijs incl 9% btw : 109 x 100

Slide 7 - Slide

Brutowinst en nettowinst
Omzet 
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst (kan ook een verlies zijn.....)
electriciteit
huur
loon

Slide 8 - Slide

Maakwerk
Controleer dat je alle opdrachten van H5 af hebt op Pincode

Ook de rekenopdrachten H5!


Maak de woordzoeker en kruiswoordpuzzel


1
2
3

Slide 9 - Slide

Alles wat een bedrijf doet om aandacht voor zijn product te trekken
A
Markten
B
Woningmarkt
C
Marketing
D
Adverteren

Slide 10 - Quiz

Een plaats waar iets wordt gekocht en verkocht
A
Winkel
B
Markt
C
Bakker
D
Internet

Slide 11 - Quiz

Alles wat mensen willen kopen
A
Boodschappen
B
Inkoopgoederen
C
Vraag
D
Aanbod

Slide 12 - Quiz

De prijs dat een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen
A
Inkoopprijs
B
Verkoopprijs
C
Consumentenprijs
D
Brutowinstopslag

Slide 13 - Quiz

Het bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij winst maakt
A
Inkoopprijs
B
Verkoopprijs
C
Consumentenprijs
D
Brutowinstopslag

Slide 14 - Quiz

Het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt
A
Inkoopprijs
B
Verkoopprijs
C
Consumentenprijs
D
Brutowinstopslag

Slide 15 - Quiz

Het aantal producten dat je verkoopt
A
Inkoopprijs
B
Afzet
C
Omzet
D
Brutowinstopslag

Slide 16 - Quiz

De verkoopopbrengst. Alles wat een bedrijf ontvangt aan verkopen
A
Inkoopprijs
B
Afzet
C
Omzet
D
Brutowinstopslag

Slide 17 - Quiz

Belasting die de winkelier moet optellen bij de verkoopprijs
A
Verkoopbelasting
B
Consumentenprijs
C
Brutowinstopslag
D
btw

Slide 18 - Quiz

De prijs die je als consument betaalt inclusief btw
A
Verkoopbelasting
B
Consumentenprijs
C
Brutowinstopslag
D
btw

Slide 19 - Quiz

De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle kosten zijn betaald
A
Inkoopwaarde
B
Brutowinst
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst

Slide 20 - Quiz

Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
A
Inkoopwaarde
B
Brutowinst
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst

Slide 21 - Quiz

Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten
A
Inkoopwaarde
B
Brutowinst
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst

Slide 22 - Quiz

De kosten om een winkel te laten functioneren
A
Inkoopwaarde
B
Brutowinst
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst

Slide 23 - Quiz