Taal blok 4, les 9

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Doel van de les:

Ik kan beeldspraak 

herkennen in een zin.

Taal, les 9

Lees de uitleg hier in LessonUp en in Snappet heel nauwkeurig door om het goed te begrijpen!

De huid van 

Er staat beeldspraak in deze zin:

Zo rood als een kreeft.

De huid van het meisje wordt vergeleken met een rode kreeft.

Het beeld waarmee ze wordt vergeleken: een kreeft.

LEES DIT GOED!

Je leert 5 vormen van beeldspraak:

1.  Een vergelijking met als. Voorbeeld: Zo groen als gras.

2. Een vergelijking zonder als. Voorbeeld: Het water is ijskoud.

3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.

Voorbeeld: De kleuren spreken. 

(maar kleuren kunnen natuurlijk helemaal niet spreken)

Vervolg van de 5 soorten beeldspraak:

4. Een deel  voor het geheel gebruiken.

Voorbeeld: De schaatser won goud. 

(Je zegt maar een deel: goud. Maar je bedoelt het geheel: de gouden medaille.

5. Een geheel voor een deel. Voorbeeld: Nederland wint de prijs.

Niet heel het land Nederland wint (=geheel), maar het Nederlandse team (dus een deel van Nederland).

5x oefenen:

Je gaat nu hier op LessonUp de vijf verschillende vormen van beeldspraak oefenen en daarna mag je pas naar Snappet.

Succes met de volgende 5 vragen:

1. Welke vorm van beeldspraak:

Die lange speelt goed vandaag.

1. geheel voor het deel
2. deel voor het geheel
3. vergelijking met als
4. vergelijking zonder als

2. Welke vorm van beeldspraak:

Zo sloom als een slak

1. geheel voor het deel
2. deel voor het geheel
3. vergelijking met als
4. vergelijking zonder als

3. Welke vorm van beeldspraak:

De garage heeft de auto gerepareerd.

1. geheel voor het deel
2. deel voor het geheel
3. vergelijking met als
4. vergelijking zonder als

4. Welke vorm van beeldspraak:

Het is een beer van een vent.

1. menselijke eigenschap aan voorwerp geven
2. deel voor het geheel
3. vergelijking met als
4. vergelijking zonder als

5. Welke vorm van beeldspraak:

Het papier is geduldig

1. menselijke eigenschap aan voorwerp geven
2. deel voor het geheel
3. vergelijking met als
4. vergelijking zonder als

Lees en maak nu opgave 1 en 2 

op Snappet

Na opgave 2 (en eventueel opgave 3 als je extra wilt oefenen) maak je er 10 in de +

En je maakt van 1 ander taaldoel ook nog 10 opgaven.