VWO 5 HS12

Welke heeft meestal het hoogste risico?
A
Sparen
B
Aandelen
C
Staatsobligaties
D
Niets doen
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welke heeft meestal het hoogste risico?
A
Sparen
B
Aandelen
C
Staatsobligaties
D
Niets doen

Slide 1 - Quiz

Op welke kan je hoogste rendement behalen?
A
Sparen
B
Aandelen
C
Staatsobligaties
D
Niets doen

Slide 2 - Quiz

Sparen
Uitstellen van consumptie.
Depositogarantiestelsel tot €100,000

Slide 3 - Slide

Sparen
Uitstellen van consumptie.
Depositogarantiestelsel tot €100,000

Slide 4 - Slide

Beleggen in effecten
Aandelen en obligaties
Hoger risico dan sparen
Aandeel
Een aandeel is een deelname in het maatschappelijk kapitaal van een naamloze of besloten vennootschap (NV of BV)
Je krijgt divident = deel van de winst
Prijs ligt aan vraag en aanbod en ligt aan verwachtingen

Slide 5 - Slide

Beleggen in effecten
Invloed van rentestand:
Direct: rente is voor ondernemingen een kosten post, dus lagere winstverwachting, dus vraag neemt af. (klein effect)

Indirect: de ECB verwacht inflatie en wil consumptie afremmen door hogere rente, vraag daalt, dus verkopen en winst van bedrijf ook, dus vraag naar aandelen neemt af.

Slide 6 - Slide

Berekeningen
Dividendrendement = divident per aandeel / beurskoers bij aankoop * 100%

Koersrendement = koersverandering per aandeel / beurskoers bij aankoop * 100%

Aandelenrendement = dividendrendement + koersrendement

Slide 7 - Slide

Moral Hazard
Bedrijven nemen hogere risicos als het geld van kleine beleggers gebruikt wordt, ze hoeven zelf niet voor de gevolgen op te draaien!

Asymmetrische informatie want kleine beleggers hebben niet de mogelijkheid te onderzoeken of elke beslissing wel "goed" is.

Slide 8 - Slide

Toezicht
De Nederlandse Bank (DNB) waarborgt hele markt en stabiliteit
Autoriteit Financiele Markten zorgt voor goede manier omgaan financiele instellingen met klanten en elkaar

Slide 9 - Slide

Oefenen
Doe opgaven 12.1-12.6

Slide 10 - Slide

Wat is een aandeel?
A
Lening aan bedrijf
B
Bewijs van deelname aan kapitaal van bedrijf
C
Lening aan overheid
D
Bewijs v/ deelname aan kapitaal van overheid

Slide 11 - Quiz

Wat is het rendement van aandeel?
A
Dividendrendement
B
Koersrendement
C
A+B
D
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

Winst per aandeel €1.03 Koers per jaarultimo €22.48 Dividend per aandeel €0.87. 500 aandelen voor €22.50 per stuk. Hij verkocht ze voor €21.30 per aandeel na dividend gekregen te hebben.
A
Dividendrendement: 3%
B
Dividendrendement: 3.87%
C
Dividendrendement: 38%
D
Dividendrendement: 38.7%

Slide 13 - Quiz

Winst per aandeel €1.03 Koers per jaarultimo €22.48 Dividend per aandeel €0.87. 500 aandelen voor €22.50 per stuk. Hij verkocht ze voor €21.30 per aandeel na dividend gekregen te hebben.
A
Koersrendement: -6.53%
B
Koersrendement: -93.47%
C
Koersrendement: 6.53%
D
Koersrendement: 93.47%

Slide 14 - Quiz

Winst per aandeel €1.03 Koers per jaarultimo €22.48 Dividend per aandeel €0.87. 500 aandelen voor €22.50 per stuk. Hij verkocht ze voor €21.30 per aandeel na dividend gekregen te hebben.
A
Totaalrendement: -0.266%
B
Totaalrendement: -2.66%
C
Totaalrendement: 2.66%
D
Totaalrendement: 26.6%

Slide 15 - Quiz

Obligaties
Obligaties zijn verhandelbare deelnames aan obligatielening.
Risico's zijn klein dus risicomijdende belegging.
Kortlopende lening heeft minder risico dan langlopende dus je krijgt minder rente.
Couponrente is rente die je krijgt op de nominale waarde die je aan einde lening terugkrijgt.
De koers ligt aan vraag en aanbod. 

Slide 16 - Slide

Welke reele rente ontvang je?
Nominaal is 2% en inflatie is 3%?
A
-0.97%
B
-1%
C
0.97%
D
1%

Slide 17 - Quiz

Ondernemingsrisico en winst
Economisch risico - vraag is te laag.
Personele risico's - loonkosten bij bv ziektes lopen door
Schaderisico's
Winst is voor deel beloning risico en reservering.

Slide 18 - Slide

Ondernemingsfinancien
Balans is overzicht van bezittingen, schulden en eigen vermogen.
Activa (vlottend of vast) + passiva (vreemd of eigen vermogen).
Kort of lang vreemd vermogen.
creDiteuren = Droevig / deBiteuren = Blij

creDiteuren = betalen = Droevig / deBiteuren = krijgen = Blij!

Slide 19 - Slide

Winst-en-verliesrekening
AKA resultatenrekening: overzicht van alle opbrengsten en kosten.
Kijk even pagina 212.

Slide 20 - Slide

Wat weet je nog?
Rendement
dividendrendement
Aandelenrendement
Couponwaarde
Koerswaarde
Couponrente

Slide 21 - Slide

Risico en ondernemingsvorm
Eenmanszaak
Vennootschap onder firms
Besloten vennootschap
Naamloze vennootschap

Kenmerken pagina 215-218

Slide 22 - Slide

risico en vreemdvermogen
Hypothecaire lening heeft onderpand, weinig risico, dus lage rente

Verhouding eigen en vreemd vermogen = solvabiliteit:
eigen vermogen / vreemdvermogen * 100%

Slide 23 - Slide

Principaal-agentrelatie
Iemand handelt ten behoeve van ander.
Asymmetrische informatie dus moral hazard en free-riders
BV: opdrachtgever en aannemer of werkgever en werknemer of bank en iemand die lening neemt.

Slide 24 - Slide

Gezamelijk
12.27

Slide 25 - Slide

Vandaag

12.7 + 12.8 + 12.11 + 12.14
12.15 + 12.17 + 12.19
12.28-12.30

Slide 26 - Slide