hst 2 paragraaf 1 "overal is water"

Scheikunde mavo3
Hoofdstuk 2.1
Water is overal.
1 / 49
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Scheikunde mavo3
Hoofdstuk 2.1
Water is overal.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • 2.1.1 Je kunt beschrijven wat de functie van water is bij gebruik tijdens wassen, oplossen en het bereiden van voedsel.
  • 2.1.2 Je kunt verschillen in samenstelling noemen tussen drinkwater, zeewater, oppervlaktewater, grondwater en gedestilleerd water.
  • 2.1.3 Je kunt de concentratie van een stof in een oplossing berekenen.

Slide 2 - Slide

Vandaag
Vragen stellen voor formatieve toets volgende week
Stukje herhaling hst 1
Samen lezen hst 2 paragraaf 1
zelfstandig de lessonup doen (tot slide 36) en met Nova bezig
huiswerk hst 2 paragraaf 1
laatste 10 minuten evaluatie opdrachten lessonup samen

Slide 3 - Slide

Stofeigenschappen
- Fase (vast, vloeibaar of gasvorming)
- Smaak (helaas mag je bij Scheikunde nooit* proeven)
- Geur (zolang je maar voorzichtig ruikt)
- Kleur
- Oplosbaarheid in water
- Kookpunt
- Smeltpunt

Slide 4 - Slide

Fasen
Vast: (s)
Vloeibaar : (l)
Gas: (g)

Wat is het verschil tussen
water (l) en water (s)?

Slide 5 - Slide

Faseveranderingen
                                                                            Hoe schrijf je dat op?

Slide 6 - Slide

Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof is één soort stof met één soort moleculen, bijvoorbeeld kristalsuiker of aluminium.
  • Een mengsel is een combinatie van stoffen, met meerdere soorten moleculen.

  • De meeste stoffen die wij gebruiken zijn mengsels.

Slide 7 - Slide

Zuivere stof/ mengsel

Slide 8 - Slide

3 soorten mengsels
Vandaag leer je om 3 soorten mengsels te maken en herkennen aan hun eigenschappen. 

1. Oplossing
2.  Suspensie
3. Emulsie

Slide 9 - Slide

Oplossing
Een oplossing is altijd helder.

Een oplossing bestaat uit een oplosmiddel waarin een vloeistof, vaste stof of gas in is opgelost.

Oplosmiddelen zijn vaak water of alcohol. 
Helder: doorzichtig, je kunt er dus doorheen kijken. Je ziet bij het plaatje hiernaast het lepeltje duidelijk. 

Slide 10 - Slide

Suspensie
Een suspensie is troebel. 

Een suspensie bestaat uit een vloeistof waarin een vaste stof rondzweeft. 

Na een tijdje zinkt de vaste stof naar beneden en vormt daar een laagje. 
Troebel: ondoorzichtig, je kunt er niet doorheen kijken. 

Slide 11 - Slide

Emulsie
Een emulsie bestaat uit een vloeistof waarin een andere vloeistof is gemengt. 

Na een tijdje ontmengen de vloeistoffen van elkaar. 

Slide 12 - Slide

Chemische reactie
  • Beginstoffen verdwijnen blijvend
  • Nieuwe stoffen worden gevormd.
  • Onomkeerbaar!


Slide 13 - Slide

Reactieschema maken:
  • Zet een streep onder elke stof die je in de vraag tegenkomt
  • Zet de beginstoffen vóór de pijl en de reactieproducten ná de pijl
  • Laat al het andere weg (knallen, vlammen, lichtflitsen, stank..)

Slide 14 - Slide

hst 2 paragraaf 1

Water is overal

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

concentratie
De concentratie van een oplossing kun je berekenen met de volgende formule:


concentratie = massa opgeloste stof : volume oplossing

De concentratie is de massa van de stof die is opgelost per liter oplossing. De grootheid concentratie druk je uit in de eenheid gram per liter (g/L).



Slide 37 - Slide

Concentratie berekenen
Kruislings vermenigvuldigen




De verhouding van 1 mL natronloog = 55 mg azijnzuur is gegeven. 

Slide 38 - Slide

Voorbeeld 1
Azijn bevat azijnzuur. Dit kun je neutraliseren door er natronloog aan toe te voegen. 

Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur. 
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18,6 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren. 



Natronloog is een basische oplossing die je kunt maken door vloeibare gootsteenontstopper op te lossen. 

Slide 39 - Slide

Uitwerken
Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur. 
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18,6 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren. 

Uitwerking
18,6 x 58 = 1078,8 mg

Antwoord: 1079 mg azijnzuur

Slide 40 - Slide

Welke functies zou water niet kunnen hebben?
A
Schoonmaakmiddel
B
Spoelmiddel
C
Oplosmiddel
D
Warmte-transportmiddel

Slide 41 - Quiz

Welke van de onderstaande stoffen is het meest gebruikte oplosmiddel?
A
Chloor
B
Kwik
C
Water
D
Bloed

Slide 42 - Quiz

Bij het lijmen moet je even wachten, wat verdampt er tijdens het wachten?
A
Het bindmiddel in de lijm
B
Het oplosmiddel in de lijm
C
Het water rond de plakplaats

Slide 43 - Quiz

Gedestilleerd vind je nergens in de natuur.
A
Waar!
B
Niet waar!

Slide 44 - Quiz

De aardappels koken.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 45 - Quiz

Het water in beken, rivieren, meren en sloten is
A
grondwater.
B
oppervlaktewater.
C
zeewater.
D
zuiver,

Slide 46 - Quiz

Als de aarde veel minder water had was deze
A
niet bewoonbaar.
B
wel bewoonbaar.

Slide 47 - Quiz

Water heeft invloed op de gemiddelde temperatuur op aarde.
A
Niet waar.
B
Waar.

Slide 48 - Quiz

Zeeën bevatten vroeger …………. zout dan tegenwoordig.
A
minder
B
meer
C
evenveel

Slide 49 - Quiz