H5 Herhaling Communicatie 5 en 6

Welkom H5A!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom H5A!

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Herhaling Communicatie 5 en 6: tekststructuren en alinea's & verbanden
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Par. 5 tekststructuren

Slide 4 - Slide

Wat zijn tekststructuren?
A
een richting waar in de tekst bepaalde elementen staan
B
de indeling van de tekst in inleiding, middenstuk, slot
C
geheel van standpunt, en argumenten
D
functies zoals anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN tekststructuur?
A
verleden-heden-toekomst
B
verklaring
C
doel-middel
D
probleem-oplossing

Slide 6 - Quiz

Welke tekststructuren past bij een uiteenzetting?
A
aspecten
B
argumentatie
C
verklaring
D
probleem-oplossing

Slide 7 - Quiz

Welke tekststructuur past bij een betoog?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
aspecten
D
verklaring

Slide 8 - Quiz

Welke tekststructuur past bij een beschouwing?
A
voor- en nadelen
B
argumentatie
C
verleden-heden-toekomst
D
aspecten

Slide 9 - Quiz

Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting EN bij een beschouwing gebruiken?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
vraag-antwoord
D
argumentatie

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Par. 6 alinea's en verbanden

Slide 12 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 14 - Quiz

omdat
is een signaalwoord voor?
A
reden
B
samenvatting
C
conclusie
D
doel, middel

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tijd?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 16 - Quiz

zo
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
inperking

Slide 17 - Quiz

ook
is een signaalwoord voor?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tijd
D
inperking

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een reden?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar

Slide 19 - Quiz

maar
is een signaalwoord voor?
A
toegeving
B
tegenstelling
C
reden
D
samenvatting

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
en
B
maar
C
mits
D
dus

Slide 22 - Quiz

toch
is een signaalwoord voor?
A
tegenstelling
B
reden
C
opsomming
D
vergelijking

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 24 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 25 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast

Slide 26 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 29 - Quiz

Bevat de kernzin altijd de hoofd- of de bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 30 - Quiz

Na de kernzin komt dus...
A
bijzaken
B
de hoofdzaak

Slide 31 - Quiz


Wat is de
kernzin?
A
De Maastrichtse neuropsycholoog Jelle Jolles (...)
B
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar kunnen volgens Jolles (...)

Slide 32 - Quiz


Wat is de
kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom...

Slide 33 - Quiz


Wat is de
kernzin?
A
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren.
B
Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren.
C
Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste.
D
Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.

Slide 34 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
conclusie
B
stelling
C
argument
D
toelichting

Slide 35 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in de inleiding van een tekst tegen?
A
advies
B
opsomming
C
aanleiding
D
toelichting

Slide 36 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
stelling
B
conclusie
C
verklaring
D
aanleiding

Slide 37 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in de kern van een tekst tegen?
A
vraagstelling
B
advies
C
samenvatting
D
opsomming

Slide 38 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
toelichting
B
samenvatting
C
tegenstelling
D
argument

Slide 39 - Quiz

Welke tekstfunctie kom je meestal in het slot van een tekst tegen?
A
conclusie
B
definitie
C
verklaring
D
tegenwerping

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 23 november
  • Huiswerk: leren theorie Communicatie 2 t/m 6 (p. 56-65)
  • Meenemen: LAPTOP en leesboek
  • Programma: herhaling Communicatie 7, 19, 20 en 21

Slide 43 - Slide