Fiscale Kennis H2 Herhaling

Wat betekent 'fiscus'?
A
aflossen, schulden terugbetalen
B
belastingdienst, staatskas
C
failliet
D
in financiële problemen zittend
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
Praktische economieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat betekent 'fiscus'?
A
aflossen, schulden terugbetalen
B
belastingdienst, staatskas
C
failliet
D
in financiële problemen zittend

Slide 1 - Quiz

Op het loon van Nienke wordt elke maand € 570 loonheffing ingehouden.

Welke bewering over deze loonheffing is fout?
A
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.
B
De loonheffing is een vooruit- betaling op de inkomsten- belasting en op een aantal sociale premies.
C
Het bedrag van de loonheffing is niet afhankelijk van de hoogte van het loon.
D
Nienke’s werkgever draagt de loonheffing af aan de Belastingdienst.

Slide 2 - Quiz

Bereken het nettoloon:
Brutoloon: € 3.000,-
Loonheffing: € 875,-
sociale premies werknemer: € 150,-
A
€ 1.975,-
B
€ 2.200,-
C
€ 2.050,-
D
Kan niet berekend worden, omdat er gegevens ontbreken.

Slide 3 - Quiz

Wat behoort niet tot de kosten van de werkgever?
A
Bedrijfskleding
B
Ingehouden loon-heffing van brutoloon
C
Vakantiegeld
D
Werkgeversdeel Sociale lasten

Slide 4 - Quiz

Jayden heeft vakantiewerk gedaan en daarmee € 600 verdiend.
Op zijn loon is € 100 loonheffing ingehouden. Deze gegevens staan op zijn jaaropgave. Jayden heeft recht op teruggave van de loonheffing.
Kies van wie hij de betaalde loonheffing kan terugkrijgen.

A
de belastingdienst, wordt automatisch teruggestort
B
de gemeente, automatisch
C
de werkgever, deze vult het teruggaafformulier in
D
de belastingdiens, maar moet daarvoor zelf wel een aangifte formulier aanleveren

Slide 5 - Quiz

Bart krijgt een loonbriefje met daarop het bedrag van de loonheffing. Zijn werkgever houdt dit geld in op zijn loon en draagt het af aan de belastingdienst. De loonheffing is een combinatie van twee heffingen van de overheid.

Noteer uit welke twee heffingen de loonheffing van Bart bestaat.
A
loonbelasting en premies werknemersverzekeringen
B
btw en sociale premies
C
loonbelasting en inkomstenbelasting
D
loonbelasting en premies volksverzekeringen

Slide 6 - Quiz

Twee beweringen over loonheffing.
I. Loonheffing bestaat uit loonbelasting en alle sociale premies.
II.Loonheffing is een voorschot op de inkomstenbelasting.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?
A
Je krijgt dan een naheffing
B
Je krijgt dan een voorheffing
C
Je krijgt dan automatisch geld terug van de Belastingdienst
D
Er gebeurt dan helemaal niets totdat je zelf actie onderneemt.

Slide 8 - Quiz

Lees de volgende uitspraken over inkomstenbelasting. Welke is juist?
A
Hoe hoger de loonheffing, hoe meer inkomstenbelasting je moet betalen
B
Hoe meer je verdient, hoe hoger het belastingtarief.
C
Inkomstenbelasting is een andere benaming voor loonbelasting
D
Voor de aangifte inkomstenbelasting hoef je alleen je inkomen te weten

Slide 9 - Quiz

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie
A
Verlaagt de loonkosten
B
Verhoogt de loonkosten
C
Verhoogt en verlaagt de loonkosten niet.
D
Verlaagt je nettoloon

Slide 10 - Quiz

De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
C
degressief tarief
D
geen antwoord goed

Slide 11 - Quiz

De auto van de zaak
A
Is een loonkostenpost voor de werkgever
B
Zie je op de loonstrook van de werknemer
C
is belast tegen 25% van de cataloguswaarde
D
is vrijgesteld van loonheffing

Slide 12 - Quiz

Joost maakt gebruik van een auto van de zaak waar hij werkt.

Dit is een voorbeeld van...
A
Inkomen in natura
B
Inkomen zonder tegenprestatie
C
Vrij besteedbaar inkomen
D
Loon

Slide 13 - Quiz

De bijtelling auto van de zaak in 2020 bedraagt. Welke bewering is fout?

A
Dit is mede afhankelijk van het jaar van aanschaf van de auto.
B
Is belast tegen 8% voor elektrische auto's en overige 22% van de cataloguswaarde
C
is belast tegen 4% voor elektrische auto's en overige 22% van de cataloguswaarde
D
Is belast tegen 4% voor elektrische en hybride auto's en overige 22% van de cataloguswaarde.

Slide 14 - Quiz

Bereken de maandelijkse kosten voor de werknemer.
Cataloguswaarde € 30.000
Elektrische laadpaal bij huis € 3.330,-
Brandstof plug-in hybride diesel.
Belastingschijf 37,35%
A
4% van € 33.330 / 12 * 37,35%
B
8% van € 30.000 * 37,35% / 12
C
37,35% * € 30.000 /12
D
22% van € 30.000 * 37,35% / 12

Slide 15 - Quiz