letter rekenen

Welkom!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide


144=
A
11
B
12
C
13
D
14

Slide 2 - Quiz


196=
A
11
B
12
C
13
D
14

Slide 3 - Quiz


169=
A
11
B
12
C
13
D
14

Slide 4 - Quiz


625=
A
15
B
25

Slide 5 - Quiz


225=
A
15
B
25

Slide 6 - Quiz

Doel van vandaag:
Je kunt sommen met letters herleiden.

Slide 7 - Slide

Sommen met letters
Als we een getal nog niet weten, maar later in willen vullen, gebruiken we in de wiskunde letters. Dit komt vaak terug bij formules. Letters kunnen we gebruiken in plaats van getallen. Bijvoorbeeld 2 + a, of 2 · a. Dit mag allemaal, maar kunnen we (nog) niet verder uitrekenen. Ons doel van vandaag is daarom ook niet om sommen op te lossen maar om te herleiden. Dit betekent: de som zo kort mogelijk opschrijven. 

Slide 8 - Slide

Vermenigvuldigen
Bij het vermenigvuldigen kennen we drie stappen: 
1. vermenigvuldig de getallen en schrijf het antwoord op.
2. zet de letters direct achter het antwoord.
3. staat er een dubbele letter tussen? Schrijf de letter dan in het kwadraat. 

Schrijf deze stappen in je schrift en gebruik ze bij de volgende opdracht. 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1:
Herleid: 2a · 2b

stap 1: cijfers vermenigvuldigen                                4
stap 2: letters erachter zetten op 
               alfabetische volgorde                                      4ab
stap 3: staan er letters dubbel?                                 nee. 
Dus mijn antwoord: 4ab. 
Je mag bij deze sommen direct het antwoord geven. 

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2:
Herleid: -3a · -9a

stap 1: cijfers vermenigvuldigen                                -3 · -9 = 27
stap 2: letters erachter zetten op 
               alfabetische volgorde                                      27aa
stap 3: staan er letters dubbel?                                 27a2
               verander dit in een kwadraat.
Dus mijn antwoord: 27a2

Slide 11 - Slide

Herleid:
6a · -4b
A
-24ab
B
24ab
C
24a
D
24b

Slide 12 - Quiz

Herleid
-3c · 9

Slide 13 - Open question

Herleid
7a · 3a
A
21a
B
21a2
C
21aa
D
21

Slide 14 - Quiz

Herleid:
4x · -2x

Slide 15 - Open question

Herleid:
-3a · 2b · 4
A
-24ab
B
24ab
C
-24a
D
24b

Slide 16 - Quiz

Bijzondere notaties:
1 · a = a
-1 · a = -a
a · a = a2

Slide 17 - Slide

Herleid:
-a · 2
A
2a
B
-2a
C
-a
D
a

Slide 18 - Quiz

Hoe waren we gisteren begonnen? 
p + p + p + p = 4p
Want er staat 4 keer een p in de som. 

x + x + x = 3x 
Want er staat 3 keer een x in de som.

6a = a + a + a + a + a + a
Want we hebben 6 keer een a. 

Slide 19 - Slide

En nu verder:
3p = p + p + p
4p = p + p + p + p

3p + 4p = p + p + p + p + p + p + p = 7p

Oftewel: 3p + 4p = 7p. 

Slide 20 - Slide

Dus? 
'2a' noemen we een term. '2b', '3a', '7b' zijn ook termen. Als de letters in de termen gelijk zijn kunnen we deze bij elkaar optellen.

2a + 3a = 5a
2b + 7b = 9b
Let op! In je antwoord staat maar een 'a' of een 'b'.

Slide 21 - Slide

Stappenplan bij plus en min sommen
1. we kijken welke termen dezelfde letter(s) hebben.
2. van deze termen tellen we de cijfers bij elkaar op.
3. We schrijven de letter erachter.

Slide 22 - Slide

Voorbeeld 1: 
Herleid: 2a +  3a. 

1. Termen met dezelfde letter(s):                                               2a en 3a
2. reken de som uit alsof de letters er niet staan:              2 + 3 = 5
3. We schrijven de letter erachter.                                             5a

Slide 23 - Slide

Voorbeeld 2: 
Herleid: 3ac - 7ac 

1. Termen met dezelfde letter(s):                                               3ac en 7ac
2. reken de som uit alsof de letters er niet staan:              3 - 7 = -4
3. We schrijven de letter erachter.                                             -4ac

Slide 24 - Slide

Herleid:
5a + 12a
A
17a
B
17a2

Slide 25 - Quiz

Herleid:
9x - 6x
A
3x
B
3x2

Slide 26 - Quiz

Herleid:
-7ac + 4ac
A
3ac
B
3ac
C
11ac
D
11ac

Slide 27 - Quiz

Geen gelijke termen en dan? 
Soms komt het voor dat de termen niet gelijk zijn. Bijvoorbeeld: 
2a + 2b. 
Dan kunnen we de som niet korter opschrijven. Je antwoord is dan k.n. (staat voor 'kan niet')

Slide 28 - Slide

Herleid:
3a + 10a
A
13a
B
13a2
C
13aa
D
k.n.

Slide 29 - Quiz

Herleid:
3a + 10b
A
13a
B
13a2
C
13aa
D
k.n.

Slide 30 - Quiz

Herleid:
ab + 8ab
A
9ab
B
9a
C
9b
D
k.n.

Slide 31 - Quiz

Herleid:
3x + 8
A
11x
B
k.n.

Slide 32 - Quiz

Herleid:
3b + 16b

Slide 33 - Open question

Herleid:
8p + 6p

Slide 34 - Open question

Herleid:
3ab + 5bc

Slide 35 - Open question

Herleid:
9ab - ab

Slide 36 - Open question

Extra uitdaging:
Dit werkt ook bij verschillende termen:

3a + 2b + 4a + 6b = 
3a + 2b + 4a + 6b
7a + 8b
Daarna kan hij niet meer korter, dus 7a + 8b is het antwoord. 

Slide 37 - Slide

Herleid:
2a + 7b + 6a + 9b
A
2a + 16b
B
24ab
C
8a + 16b
D
9ab + 15ab

Slide 38 - Quiz

2ac + 4bc + 2ac + 3ab
A
4ac + 4bc + 3ab
B
11abc
C
4ac + 7bc
D
4ac + 7ab

Slide 39 - Quiz

Einde van de les! 
Meldt je bij mevrouw Kok in teams. 

Slide 40 - Slide