This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Hoe noem je het aantal verkochte producten?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst
Slide 1 - Quiz
Wat is de consumentenprijs?
A
Verkoopprijs zonder BTW
B
Verkoopprijs
C
Verkoopprijs met BTW
D
Inkoopprijs
Slide 2 - Quiz
Wat is een voorbeeld van ongeschoolde arbeid?
A
Economiedocent
B
Vakkenvuller
C
Dokter
D
Onderwijsassistent
Slide 3 - Quiz
Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
nettowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde
Slide 4 - Quiz
Hoe bereken je de nettowinst?
A
brutowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
bedrijfskosten - brutowinst
D
brutowinst - inkoopwaarde
Slide 5 - Quiz
De verdeling van werkzaamheden over verschillende mensen noem je ook wel:
A
arbeidsparticipatie
B
specialisatie
C
flexibilisering
D
omscholing
Slide 6 - Quiz
Wat is BTW?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je het aantal uren dat een bedrijf per week open is?
A
Bedrijfsrooster
B
Openstelling bedrijf
C
Bedrijfstijd
D
Openingstijd
Slide 8 - Quiz
Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht. Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000
Slide 9 - Quiz
Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
kosten van het gebouw
B
inkoopkosten
C
salaris van het personeel
D
reclamekosten
Slide 10 - Quiz
Hoeveel uur moet je werken voor een full time baan?