This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Lesprogramma
1. Huiswerk bespreken
2. uitleg/oefeningen soorten argumenten
3. zelfstandig aan de slag (hw)
Slide 1 - Slide
Opdr. 14 blz. 66
Slide 2 - Slide
Wat is een standpunt?
A
Hoe je over iets denkt
B
Dingen die met elkaar te maken hebben
C
Wat vaak voorkomt
D
De ruzie
Slide 3 - Quiz
Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje.
C
Mobiele telefoons voor jongeren zouden verboden moeten worden.
Slide 4 - Quiz
Wat is het standpunt?
A
Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
B
Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft.
C
Daarom is zwemmen de beste work-out voor je lichaam.
Slide 5 - Quiz
Leerdoelen
- Je kent verschillende soorten argumenten;
- Je weet welke soort argumenten sterk/minder sterk zijn;
- Je kunt aangeven van argumenten wat voor soort argument het is.
Slide 6 - Slide
Soorten argumenten
Er bestaan allerlei soorten argumenten.
In de methode worden er acht beschreven. (blz. 67-68)
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Soorten argumenten
controleer-baar
twee gelijke zaken worden vergeleken
je gebruikt een voorval dat je hebt beleefd
je legt het nut uit of het gewenste gevolg
gebaseerd op een algemeen aanvaarde opvatting
gebaseerd op gevoel of intuïtie
feitelijk argument
ervarings-argument
nut of (on)gewenst gevolg
vermoeden
vergelijking-argument
emotioneel argument
Slide 9 - Drag question
Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want er gebeuren te veel ongelukken.
Soort argument?
A
niet-feitelijk argument
B
feitelijk argument
Slide 10 - Quiz
Soort argument?
A
feitelijk argument
B
ervaringsargument
C
gezagsargument
D
vergelijkingsargument
Slide 11 - Quiz
Ik wil niet naar school, want daar vind ik het veel te druk. Wat voor soort argument wordt hiervoor gebruikt?
A
feitelijk argument
B
moreel argument
C
emotioneel argument
D
vergelijkingsargument
Slide 12 - Quiz
Soort argument?
A
ervaringsargument
B
gezagsargument
C
feitelijk argument
D
emotioneel argument
Slide 13 - Quiz
Argument: 'Want mijn kinderen weten wat wel en niet kan'. Wat voor soort argument is dit?
A
Emotioneel argument
B
Feitelijk argument
C
(On)gewenst gevolg
D
Ervaringsargument
Slide 14 - Quiz
Soort argument?
A
moreel argument
B
vergelijkingsargument
C
ervaringsargument
D
feitelijk argument
Slide 15 - Quiz
Soort argument
Je hoeft voor je vlucht naar Lanzarote geen transfer bij te boeken. Neem gewoon een taxi. Dat doe ik ook altijd als ik daar naartoe ga.
Ze zouden René van der Gijp van de buis moeten halen. De manier waarop hij mensen behandelt, is niet oké.
In bijna de helft van alle huishoudens (47,7%) loopt, zwemt of vliegt er een huisdier. Dat blijkt uit cijfers van Dibevo, de brancheorganisatie voor ondernemende huisdierenspecialisten.
Ik vond 'Wees onzichtbaar' van Murat Isik een heftig boek om te lezen. Het maakt diepe indruk.
Feiten
Gezag
Ervaring
Gevoel of emotie
Geloof
Moreel argument
Vermoedens
Slide 16 - Drag question
evalueren leerdoelen
Bedenk twee vragen die gaan over de lesstof en leerdoelen van vandaag. Schrijf ze op de post-its en lever ze in.
leerdoelen:
- Je kent verschillende soorten argumenten;
- Je weet welke soort argumenten sterk/minder sterk zijn;
- Je kunt aangeven van argumenten wat voor soort argument het is.