4v 4.3 Rivieren: Quiz 4.1+4.2 + uitleg adaptief deltamanagement

Al het water in sloten, kanalen, rivieren en meren noem je ... ?
A
Zichtwater
B
Oppervlaktewater
C
Brak water
D
Grondwater
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Al het water in sloten, kanalen, rivieren en meren noem je ... ?
A
Zichtwater
B
Oppervlaktewater
C
Brak water
D
Grondwater

Slide 1 - Quiz

Wat is het "debiet" van een rivier?
A
HOEVEELHEID WATER PER JAAR
B
STROOMSNELHEID WATER OP EEN BEPAALD PUNT GEMETEN
C
HOEVEELHEID WATER PER SECONDE BIJ BEPAALD PUNT
D
OVERZICHT VAN VERSCHIL IN WATERHOEVEELHEID GEDURENDE HET JAAR

Slide 2 - Quiz

Waarom draagt ontbossing bij aan wateroverlast?
A
Bossen verdampen meer
B
Bossen houden water vast
C
Bossen verdampen minder
D
Bossen hebben niets te maken met wateroverlast

Slide 3 - Quiz

Hoe zorgen de begroeiing ( antwoord 1) en de temperatuur (antwoord 2) voor minder water in de Rijn als het zomer is?

Slide 4 - Open question

Een gemengde rivier is een rivier die ... ?
A
Zijn water krijgt van regen- en smeltwater
B
Die zowel zoet als brak water heeft
C
Door twee of meer landen stroomt
D
Zijn water krijgt van grijs- en zwart water

Slide 5 - Quiz

Wat betekent nuttige neerslag?
A
De hoeveelheid water die is er in een gebied
B
De hoeveelheid water die verdampt
C
Het verschil tussen de neerslag en de verdamping
D
De hoeveelheid water die beschikbaar is om te drinken

Slide 6 - Quiz

Een regenrivier vervoert het meeste water in de....................................
A
zomer
B
winter

Slide 7 - Quiz

Waar vindt de meeste verticale erosie plaats?
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Ligt aan de situatie!

Slide 8 - Quiz

Bij een westerstorm wordt het water vanuit zee ver de Nieuwe Waterweg opgestuwd.
Welke term hoort hierbij?
A
Adaptatie
B
Fluviaal
C
Verzilting
D
Hoofdwatersysteem

Slide 9 - Quiz

Bij de aanleg van natuurlijke oevers werken de rijksoverheid en het waterschap Zuiderzeeland nauw samen.
Welke term hoort hierbij?
A
Adaptatie
B
Fluviaal schaalniveau
C
Integraal waterbeleid
D
Ruimte voor de rivier

Slide 10 - Quiz

Sleep de begrippen op de juiste plaats!
Uiterwaard
Zomerdijk
Winterdijk
Vaargeul

Slide 11 - Drag question

Hoe noem je het verschijnsel als er extreem hoog water is.
A
Doodtij
B
Springtij
C
Getij
D
Noodtij

Slide 12 - Quiz

Zachte kust
Harde kust
Stranden
Duinen
Zandplaten
Zeedijken
Boulevard

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Bodem daling

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De overheid voert .................. Dat betekent vooruit kijken en flexibel blijven.

Slide 18 - Open question

Het                                          moet zorgen voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening.  

Rijkswaterstaat, provincies,                             en waterschappen werken samen met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.  

                                      zorgt voor onze wegen, waterwegen en bescherming tegen overstromingen.  

 Een                                  zorgt voor veiligheid, voldoende water en schoon water in een bepaald gebied. 
Deltaprogramma
gemeenten
Rijkswaterstaat
waterschap

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Video

Bij lage waterstanden in de rivieren komt zeewater verder landinwaarts. ​Dat heeft gevolgen voor de grond rondom de rivier. Wat is dat gevolg?

Slide 21 - Open question

Waarom is dat een​
probleem?
Niet alle gewassen ​
verdragen zout water.

Slide 22 - Open question

Oplossing?
Gewassen verbouwen die tegen ​
brak water kunnen.

Slide 23 - Open question

Het reguleren van de waterstand.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Waarom zijn internationale afspraken binnen de verschillende stroomgebieden belangrijk zijn?
Een rivier stroomt door meerdere landen. Wat in de bovenloop gebeurt, heeft gevolgen voor het gebied in de benedenloop.

Slide 30 - Open question

Op welk schaalniveau moet je dit dus aanpakken?
A
Lokaal
B
Fluviaal
C
Mondiaal
D
Nationaal

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Waarom is het voor Nederland belangrijk dat Duitsland onderstaande maatregel uitvoert?
Zo wordt een piekafvoer in Nederland afgezwakt.

Slide 33 - Open question

Maken
4.3: 1,3,6, hoofdvraag blz 90

Slide 34 - Slide