1ha1
1 / 13
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir'
Grammaire 'Avoir'
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 2 - Drag question
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir' hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft / we hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben
Slide 3 - Drag question
etre
=
zijn
Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
sommes
sont
suis
êtes
es
est
Slide 4 - Drag question
etre
=
zijn
il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
jij bent
zij zijn
hij/zij/ is / wij zijn
Jullie zijn/u bent
wij zijn
ik ben
Slide 5 - Drag question
Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Bezittelijk voornaamwoord
enkelvoud
meervoud
ons/onze
jullie/uw
hun
ma
mon
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses
nos
notre
vos
votre
leur
leurs
Slide 6 - Drag question
Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste zelfstandig naamwoord.
(zijn) secret
(jouw) prof
(mijn) fille
ma
ton
son
Slide 7 - Drag question
Sleep de juiste bezittelijk voornaamwoorden naar het woord wat erbij hoort
(hun) professeur
(mijn) sac
(onze) grands-parents
(uw) hôtel
votre
mon
leur
nos
Slide 8 - Drag question
1. Tu as aimé vacances ?
2. voyage était très amusant.
3. J'ai été chez tante
4. piscine est géniale !
5. Mon frère aime beaucoup tante.
6. Et toi? Tu aimes famille ?
Schuif het correcte bezittelijk voornaamwoord in de zin
ton
ta
tes
Mon
Ma
Mes
mon
ma
mes
Son
Sa
Ses
son
sa
ses
ton
ta
tes
Slide 9 - Drag question
Les jours de la semaine
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
dinsdag
maandag
zondag
mardi
vendredi
mercredi
lundi
samedi
jeudi
dimanche
Slide 10 - Drag question
Combineer de klokken met de kloktijden
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est une heure moins le quart
Il est une heure et demie
