2.1 t/m 2.5

Verhouding
2.1 Macht
1 / 40
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Verhouding
2.1 Macht

Slide 1 - Slide

Definitie: MACHT
Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten.

Slide 2 - Slide

Definitie: MACHT
Macht is het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of vergroten.

Slide 3 - Slide

Macht op niveau
Macht is een relationeel begrip en komt op meerdere niveaus voor:
  • Micro niveau (individueel)
  • Meso niveau (groep)
  • Macro niveau (samenleving, nationaal of internationaal)

Slide 4 - Slide

Formele & Informele macht
Formele macht 
  • Macht die iemand heeft op grond van zijn positie én is vastgelegd.
  • Bijvoorbeeld: in wetboek, schoolregels, vanuit een beroep.

Informele macht
  • Macht die iemand krijgt door uitstraling, kennis of charisma.
  • Bijvoorbeeld: Charisma, superieure denkvaardigheden/kennis of traditie.

Slide 5 - Slide

Formeel of informeel?
Formeel of informeel?

Slide 6 - Slide

Een docent heeft ...
A
Informele macht
B
Formele macht

Slide 7 - Quiz

Wanneer iemand je kan dwingen om iets te doen omdat hun macht is vastgelegd in wetten of reglementen spreek je van:
A
Informele macht
B
Formele macht

Slide 8 - Quiz

Wat klopt niet?
A
Macht kun je op formele en informele basis hebben
B
Macht is altijd vastgelegd in de wet
C
Vrienden hebben ook een vorm van macht
D
Macht gaat niet altijd gepaard met geweld

Slide 9 - Quiz

Machtsbronnen
Er zijn vier type machtsbronnen:
  • Economische bronnen
  • Cognitieve bronnen
  • Affectieve bronnen
  • Politieke bronnen
invloed op basis van geld of het bezit van schaarse goederen.
invloed op grond van gevoel of emoties.
bijv. angst
invloed op basis van kennis.
kennis is macht!
het vermogen om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Verhouding
2.2 Politieke participatie en politieke macht

Slide 12 - Slide

Politieke participatie
Electorale participatie
  • Dit gaat om stemmen bij verkiezingen, meewerken aan verkiezingscampagne of lidmaatschap politieke partij.

Niet-electorale participatie
  • Lobbyen, contact zoeken met politicus, meedoen aan protestactie of lidmaatschap belangenorganisatie.
Electoraal betekent alles wat de verkiezingen te maken heeft. 

Slide 13 - Slide

Variabelen voor participatie
- Leeftijd
- Sekse
- Sociaal milieu en opvoeding
- Opleidingsniveau
- Godsdienst/levensovertuiging
- Beroepen

Slide 14 - Slide

Factoren politieke participatie
- Politieke kennis
- Interesse
- Waardenoriëntaties
- Vertrouwen in de politiek

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.

Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen.

Slide 17 - Slide

ANTWOORD
Een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen is dat mensen uit lage inkomensgroepen in het algemeen minder vertrouwen hebben in de politiek en daardoor niet komen stemmen.

Slide 18 - Slide

Verhouding
2.3 Visies op politieke participatie

Slide 19 - Slide

Visies op politieke participatie
Er zijn twee visies op politieke participatie:
  1. Ontwikkelingsvisie
  • Politieke participatie is een doel op zichzelf. Het is wenselijk dat burgers stemmen tijdens verkiezingen, omdat de besluiten dan genomen kunnen worden op basis van de wil van het volk. 
  • Burgers moet je stimuleren om politiek betrokken te zijn.

Slide 20 - Slide

Visies op politieke participatie
Er zijn twee visies op politieke participatie:
  1. Ontwikkelingsvisie
  2. Instrumentele visie
  • Politieke participatie is een middel om tot een politiek besluit te komen. Het is wenselijk dat burgers stemmen tijdens verkiezingen, want zo kan rekening worden gehouden met de belangen van burgers. 
  • Te veel participatie is niet goed, want dat ontwricht het systeem.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Welke theorie vindt het wenselijk dat mensen stemmen tijdens verkiezingen?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie
C
Allebei
D
Geen van beide

Slide 24 - Quiz

Welke theorie zag stemmen als een middel?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie

Slide 25 - Quiz

Welke theorie wil dat politieke participatie gestimuleerd wordt?
A
Ontwikkelingstheorie
B
Instrumentele theorie

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
Maken alle opdrachten (1 t/m 21) bij paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3

Slide 27 - Slide

Verhouding
2.4 Theorieën over machtsverdeling

Slide 28 - Slide

Theorieën machtsverdeling
Twee theorieën die je moet kennen:
  1. Pluralismetheorie
  2. Machtselitetheorie

Slide 29 - Slide

Pluralismetheorie
De moderne samenleving bestaat uit verschillende maatschappelijke groepen, die gezamenlijk verschillende belangen vertegenwoordigen.

Zo is er altijd een zekere spreiding van macht en open toegang tot politieke besluitvorming.

Slide 30 - Slide

Machtselitetheorie
Er is een kleine groep personen (de machtselite) die sleutelposities inneemt in de maatschappij en veel macht heeft. 

Veel macht en invloed is geconcentreerd in grote organisaties, waartegen de macht van de regering nauwelijks is opgewassen.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Verhouding
2.5 Gezag

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Gezag
Macht die als legitiem wordt gezien.

Legitiem:
- Als juist beoordeeld
- Aanvaardbaar volgens de wet

>> Geaccepteerde macht

Slide 35 - Slide

Hoe krijg je gezag?
Gezag kan een persoon ontlenen aan:
  1. Persoonlijke kwaliteiten
  2. Maatschappelijke positie
  3. Prestaties

Slide 36 - Slide

Gezag ontwikkelen
Het opbouwen van gezag is een langzaam proces. Verliezen van gezag gaat echter vaak erg snel.

Politici hebben veel belang bij gezag. Politiek gezag betekent dat mensen accepteren wat er door de politiek besloten is.

Slide 37 - Slide

VRAAG
Een mogelijk gevolg van inkomensongelijkheid is dat in een land de lage inkomensgroepen weinig gaan stemmen tijdens verkiezingen.

Geef een verklaring voor een lage opkomst bij verkiezingen onder mensen uit lage inkomensgroepen. Gebruik in je verklaring het kernconcept gezag. (2p)

Slide 38 - Slide

ANTWOORD
Mensen uit de lage inkomensgroepen kunnen er weinig vertrouwen in hebben dat de overheid maatregelen neemt om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren. 

Weinig vertrouwen kan betekenen dat de lage inkomensgroepen de macht van de overheid om hun (maatschappelijke) positie te verbeteren als minder legitiem beschouwen. Het gebrek aan gezag dat lage inkomensgroepen toekennen aan de overheid kan dan een verklaring zijn om niet te stemmen.

Slide 39 - Slide

Huiswerk
Maken opdrachten (22 t/m 32) bij paragraaf 2.4 en 2.5

Klaar?
Maken integratieve case H2

Slide 40 - Slide