This lesson contains 31 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Items in this lesson
2.4 Rechtspraak en straffen
Slide 1 - Slide
H4C en H4A woensdag 1 oktober
Wat gaan we deze les doen?
Huiswerk: maken opdracht 15, 16, 17 en 18
Volgende week woensdag: gastspreker Paul Spruit
Actualiteit: 'Lummelen is goed voor je'
Klassikaal: nakijken huiswerk
(Korte) uitleg 2.4 Rechtspraak en straffen
Voor jezelf aan de slag met een echte strafzaak
Slide 2 - Slide
Terugblik
Waar ging de vorige les over?
Slide 3 - Slide
1. Aangeleerd-gedragtheorie
Volgens de aangeleerd gedrag theorie verschillen plegers van misdrijven niet wezenlijk van andere mensen.
Mensen hebben geen afwijkende persoonlijkheidskenmerken en ze hebben dezelfde doelen in het leven als alle andere mensen
Echter: ze hebben het verkeerde gedrag aangeleerd om die doelen te bereiken.
Bepalend: gezin, buurt en vriendengroep
Wanneer jongeren intensief contact hebben met andere die strafbare feiten plegen, is de kans groot dat ze dit overnemen
Slide 4 - Slide
2. Bindingstheorie
In ieder mens schuilt een misdadiger, maar de meesten gedragen zich netjes.
Dit doen we omdat we onze bindingen niet op het spel willen zetten: onze affectieve banden met familie, vrienden en collega's.
Deze banden zijn een 'rem' op criminele neigingen.
Mensen die weinig of geen bindingen hebben zullen eerder misdrijven plegen.
WWW-theorie
Slide 5 - Slide
3. Zelfcontrole-theorie
Mensen met weinig zelfcontrole zullen eerder misdrijven plegen.
Iemands zelfbeheersing wordt al in de vroege jeugd bepaald.
Kinderen met weinig zelfdiscipline worden 30 jaar later vaker veroordeeld voor een strafbaar feit.
Als je je emoties en verlangens slecht kun beheersten leidt eerder naar crimineel gedrag maar ook zullen deze personen eerder beginnen met roken, drinken en drugs en risicovol gedrag.
Dus: belangrijk dat kinderen in de opvoeding zelfbeheersing meekrijgen.
Slide 6 - Slide
4. Sociobiologische theorie
Volgens de sociobiologische theorie wordt ons gedrag niet alleen bepaald door opvoeding en cultuur, maar ook door genetische, erfelijke factoren.
Testosterongehalte bij agressieve daders is vaak hoog.
Kinderen met sterk asociaal gedrag hebben vaak een lage hartslag: hierdoor hebben ze minder last van angst en ze zijn minder gevoelig voor straf.
Wel wisselwerking tussen biologische factoren en omgeving zoals opvoeding en cultuur.
Dus: een kind met veel testosteron en een lage hartslag dat oproeit in gewelddadige buurt of gezin heeft grotere kans om crimineel gedrag te gaan vertonen.
Slide 7 - Slide
5. Anomietheorie
Mensen komen eerder in de criminaliteit terecht als ze hun doelen in het leven niet kunnen bereiken.
In de westerse wereld wil iedereen vaak zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder komen middels een diploma of een goede baan.
Maar sommige mensen zien dat hun kansen worden beperkt door hun afkomst of omdat ze geen diploma hebben. Zij stellen dan hun doelen bij: dan maar geen mooi koophuis of een dure auto.
Anderen kiezen een alternatieve strategie om toch aan de gewenste rijkdom en status te komen, bijvoorbeeld door inbraak, fraude en drugshandel.
Anomie betekent: niet volgens de wettelijke, gangbare regels.
Slide 8 - Slide
Volgens de gelegenheidstheorie geldt het gezegde: de gelegenheid maakt de dief.
Deze theorie gaat ervan uit dat iedereen in elke situatie de meest gunstige optie voor zichzelf kiest.
Daarbij weegt een persoon rationeel voordelen en nadelen tegen elkaar af: hij maakt een kosten-batenafweging: kosten: negatieve gevolgen / baten: wat levert het op?
Het is dus aantrekkelijker om een strafbaar feit te plegen als de pakkans klein is.
Dit verklaart vooral vel misdrijven die om geld gaan: diefstal, oplichting en fraude
6. Rationele keuze theorie
Slide 9 - Slide
2.4 Rechtspraak en straffen
Slide 10 - Slide
H4B woensdag 8 oktober
Wat gaan we deze les doen?
Huiswerk: opdrachten 15, 16, 17 en 18 nakijken + de vragen over de rechtszaak
Nakijken
Vanochtend: gastspreker Paul Spruit: reacties?
Keuze:
Aan de slag met de rechtszaak + vragen
PO Paul Spruit
Huiswerk: di. 14 oktober de vragen over de rechtszaak af en meenemen
Slide 11 - Slide
Leerdoelen 2.4
In deze paragraaf leer je:
Op welke manier straffen we en wat willen we ermee bereiken?
Je kunt uitleggen uit welke 7 stappen een zitting verloopt (bron 9)
Je kunt de doelen van straffen noemen
je kent de theorie achter criminaliteit
je bent op de hoogte van de 3 hoofdstraffen en kunt strafrechtelijke maatregelen noemen
Slide 12 - Slide
Antwoorden zaak Helmer
1.Mishandeling van zijn partner en vier nachtelijke inbraken in winkels.
2.
Slide 13 - Slide
3. De straf is 36 maanden vrijheidsstraf, onderbouwing: “andere begeleidingstrajecten hebben niet geholpen, dit is het enige wat we nog kunnen doen”= wraak en vergelding en beveiligen samenleving
Iemand kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daad: hij moet behandelt worden in een TBS-kliniek.
Tijdens het plegen van het misdrijf was de persoon psychisch in de war (psychose).
Je bent dan ontoerekeningsvatbaar: hij is niet of deels verantwoordelijk voor zijn daden.
Degene is een gevaar voor de samenleving en de kans op recidive is aanwezig
Slide 23 - Slide
Actualiteit:
vraag 10 werkboek
blz. 45
een fragment uit het journaal
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Antwoord
Slide 26 - Slide
Aan de slag
Nakijken opdracht 15 t/m 18 waarom worden mensen crimineel?
Huiswerk: dinsdag 14 oktober maken van 2.4: opdrachten 2, 3, 4, 5, 10, 16, 17 en 18
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Welk begrip herken je? 1. Iedere verdachte heeft recht op een advocaat die toeziet op een eerlijk proces. 2. Via een rechtszaak zorgen we ervoor dat criminaliteit niet loont.