Deel 2 - 4.4 Hoe maak je winst?

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas in de kluis of op de gang.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Pak je boek erbij en open je schrift voor een opdracht.
Stap 4: Pak je rekenmachine en etui erbij.




Slide 2 - Slide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen 4.3 & 4.4
  2. Zelfstandig werken
  3. Nakijken

Slide 3 - Slide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas in de kluis of op de gang.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Pak je boek erbij en open je schrift voor een opdracht.
Stap 4: Pak je rekenmachine en etui erbij.




Slide 4 - Slide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen 4.3 & 4.4
  2. Zelfstandig werken
  3. Nakijken

Slide 5 - Slide

Herhalen stencil
  1. Geef antwoord op de vragen van het stencil. Dit doe je in stilte zonder boek. 
  2. Als de linker timer klaar is, blijf je in stilte werken, maar je mag wel je boek erbij pakken.
  3. Als de rechter timer klaar is, mag je overleggen.
timer
3:00
timer
2:00

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken
Stap 1: Nakijken huiswerk
Stap 2: Maak opgave 4 t/m 6 blz. 134
Stap 3: Maak 4.1 t/m 4.3 op blz. 136
Stap 4: Maak opgave 1 t/m 13 blz. 138-139

Stap 1 & 2 zijn huiswerk
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoeveel geld komt er binnen?
Afzet =   het aantal producten dat je met
               jouw bedrijf verkoopt.
Omzet = het totaalbedrag dat je ontvangt
               door producten te verkopen. 




Voorbeeld:
Mevrouw Bajramovic verkoopt deze maand 500 Levi's spijkerbroeken van €110 per stuk.

Hoeveel bedraagt de omzet?
Omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 9 - Slide

Winst berekenen
Door het verkopen van producten ontvang je omzet.
Daarvan betaal je nog allerlei kosten:
  • de inkoop van grondstoffen of goederen,
  • bedrijfskosten zoals lonen, energie, reclame, enz.
Wat daarna overblijft is winst.

Voorbeeld:
Met verkoop van T-shirts behaal je een omzet van €12.600. Je hebt de T-shirts voor in totaal €6.500 ingekocht. Je bedrijfskosten zijn €2.800.

Bereken de winst of het verlies.

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
(Stap 1: Maak opgave 7 t/m 13 blz. 135)
Stap 2: Maak opgave 1 t/m 16 blz. 128-133
Stap 3: Maak opgave 1 t/m 17 blz. 138-139
Stap 4: Maak 4.1 t/m 4.4 op blz. 136
Stap 5: Maak opgave 1 t/m 13 blz. 140-141


timer
7:00
timer
3:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Je eigen inkomen verdienen?
Als je met een eigen bedrijf je inkomen verdient, ben je een ondernemer.


Een ondernemer verkoopt goederen of diensten.

Hoeveel dat oplevert, ligt aan:
  • hoeveel je verkoopt
  • voor welke prijs je het verkoopt.

Slide 14 - Slide



Arbeidsintensief produceren =
naar verhouding produceer je meer met mensen dan met machines.

Vooral in dienstverlening:
  • onderwijs
  • de zorg
  • winkels



Kapitaalintensief produceren =
naar verhouding produceer je meer met kapitaalgoederen (bijv. machines) dan met mensen.

Vooral in industriële bedrijven:
  • fabrieken
  • werkplaatsen

Mens of machine?

Slide 15 - Slide

Herhalen deze les

  1. Wat is investeren is?
  2. Hoe bereken je de afschrijving?
  3. Wat is het verschil tussen mechaniseren, robotisering en automatisering?
  4. Wat is arbeidsproductiviteit?

Slide 16 - Slide