Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
In een tekst over vakanties kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over wandelvakanties, kampeervakanties of verre reizen.
Slide 7 - Slide
Zo herken je alinea’s
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Zinnen die samen één alinea vormen, beginnen niet op een nieuwe regel.
Soms begint de eerste regel van een alinea met een stukje wit. Dat noem je inspringen.
Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel overgeslagen (witregel).
Slide 8 - Slide
De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin. Vaak is dat de eerste, tweede of laatste zin van de alinea. In de zinnen voor of na de kernzin staat een voorbeeld of een verdere uitleg.
Slide 9 - Slide
Aan de slag met de oefentoets.
timer
15:00
Slide 10 - Slide
Gelukt?
Dan gaan we de toets vragen nu bespreken.
Slide 11 - Slide
Extra tijd?
Ga op je iPad naar je online leermiddelen.
Ga vervolgens naar
§ 3 Alinea's en kernzinnen
Cursus 1 Meer dan lezen
En oefen via Trainen de stof.
Slide 12 - Slide
Afsluiten
Dat was het alweer voor vandaag!
Tot morgen.
Heb je nog vragen over hoe je je goed kunt voorbereiden op de toets? Kom even langs.