H5 Nederlands P1

H5 Nederlands P1
1 / 144
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 144 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H5 Nederlands P1

Slide 1 - Slide

inhoud 
Aanwezigheid
Inhoud Nederlands H5
Inhoud Nederlands P1 
Schrijven, wat moet je kunnen van de overheid?
Hoe begin je?

Slide 2 - Slide

aanwezigheid
Wanneer ben je te laat? Als de deur dicht is.

Slide 3 - Slide

Nederlands H5
P1: schrijfvaardigheid
P2: Literatuurgeschiedenis
P3: Mondelinge taalvaardigheid
        Mondeling literatuur (hoeveel boeken heb je al gelezen? Je            moet er uiteindelijk acht op je lijst zetten.)
In totaal 4 cijfers, deze vormen je SE-cijfer. Nederlands moet met een afgeronde 5 afgesloten worden.

Slide 4 - Slide

Nederlands P1
Schrijven: uiteenzetting, beschouwing, betoog. Deze moet je van de overheid kunnen schrijven. We behandelen alle tekstsoorten, maar toetsen er maar één.

Slide 5 - Slide

structuren
Bij het schrijven van een tekst moet je rekening houden met de tekststructuur. 
  • opsomming.
  • middel en doel.
  • probleem en oplossing.
  • oorzaak en gevolg.
  • overeenkomst en verschil.
  • vraag en antwoord.
  • toegevend.
  • voorwaardelijk.

Slide 6 - Slide

Inleiding
Begin de inleiding van je tekst met een 
aanleiding
ankedote
vraag
...

Slide 7 - Slide

Hoe ben je begonnen?
Anekdote, vraag, voorbeeld? Je mag best combineren!

Slide 8 - Slide

oefening
Je gaat een tekst schrijven naar aanleiding van het huidige mobieltjesbeleid. Het gaat om een uiteenzetting. Schrijf de inleiding. 

Slide 9 - Slide

oefening
Ruil je tekst met een klasgenoot
- formulering
- spelling
- inhoud: heb je zin om de rest van de tekst te lezen?

Slide 10 - Slide

lees blz. 93
daarna blz. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Deze les
aanwezigheid
literatuur klas 5
- wat heb je al gedaan?
- wat moet (nog) je doen?
Verder met schrijven.

Slide 13 - Slide

aanwezigheid

Slide 14 - Slide

Literatuur klas 5

- wat heb je al gedaan?
- wat moet (nog) je doen?

Slide 15 - Slide

Wat moet je nog doen?
Je moet uiteindelijk 8 boeken op je lijst hebben. In de les krijg je regelmatig boekentips. De boeken moet je wel zelf uitlenen. Je hoeft in de vijfde geen opdrachten bij de boeken te maken. 

Slide 16 - Slide

Wat heb je al gedaan?
Je hebt in de vierde klas vier boeken gelezen. CONTROLEER OF DEZE BOEKEN ZIJN TOEGESTAAN

lezenvoordelijst.nl

Misschien heb je al een aantal boeken extra gelezen. We zetten deze boeken volgende week op een lijst.

Slide 17 - Slide

Wat heb je al gedaan?
DOEL: minstens een boek op N3, maar liever nog meer. In ieder geval moet je een niveau groeien. Lees je nu al op N3? Dan lees je dit jaar minstens een boek op N4

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Slide

verder met tekst
Je gaat weer een inleiding schrijven over het mobielbeleid op het GKC, maar nu wordt het de inleiding van een betoog.

Slide 21 - Slide

Wat is een betoog?
Je gaat weer een inleiding schrijven over het mobielbeleid op het GKC, maar nu wordt het de inleiding van een betoog.

Slide 22 - Slide

Wat is een betoog?
Een betoog is een overtuigende tekst waarin de schrijver of spreker een mening (standpunt) geeft en die onderbouwt met argumenten.
 Kenmerken van een betoog:
  • Doel: de lezer of luisteraar overtuigen.
  • Standpunt: de mening van de schrijver staat centraal.
  • Argumenten: redenen die het standpunt ondersteunen.
  • Vaak ook tegenargumenten die weerlegd worden.
  • Wordt gebruikt in bijvoorbeeld krantenartikelen, toespraken, essays of debatteksten.

Slide 23 - Slide

Inleiding betoog
Aandacht trekken – begin met iets dat de lezer nieuwsgierig maakt:

1. Met een retorische vraag
“Moet de overheid toekijken terwijl jongeren steeds ongezonder worden?”
“Waarom accepteren we nog steeds dat dieren lijden voor ons plezier?”
2. Met een actueel feit of statistiek
“Bijna de helft van de Nederlanders kampt met overgewicht, en dat aantal groeit nog steeds.”
“In 2024 besteedt een scholier gemiddeld vier uur per dag aan zijn telefoon.”
3. Met een kort voorbeeld of anekdote
“Toen ik vorige week in de trein zat, zag ik tien mensen: negen van hen zaten op hun telefoon.”
“Een klasgenoot van mij is al drie keer gepest via Instagram. Dat laat zien dat sociale media niet alleen maar leuk zijn.”
4. Met een tegenstelling of paradox
“We hebben nog nooit zoveel informatie binnen handbereik gehad, maar toch lezen we steeds minder.”
“Gezondheid staat voorop, zeggen we, maar fastfoodzaken schieten als paddenstoelen uit de grond.”

Slide 24 - Slide

Inleiding betoog




Eindig je inleiding met:
Standpunt duidelijk maken: vertel wat jouw mening is.
NOOIT EEN VRAAG! 
Dus niet: Is het mobielbeleid wel effectief? 
Wel: Ik vind het huidige mobielbeleid hartstikke goed en ik ga uitleggen waarom.

Slide 25 - Slide

Inleiding betoog
Dus schrijf nu weer een inleiding. Het onderwerp is weer het moebielbeleid op het GKC, maar nu is het duidelijk overtuigender. Dat betekent dat je alvast je mening laat weten. 

LET OP! NOEM NOG NIET WAAROM JE DEZE MENING HEBT. 
DE ARGUMTENTEN KOMEN PAS IN HET MIDDENSTUK


Slide 26 - Slide

het middenstuk
in het middenstuk van een betoog schrijf je de argumenten die je stelling ondersteunen.

Meestal noem je:
drie argumenten voor je stelling, verdeeld in feitelijke, empirische, vergelijking enz.
een tegenargument die je weerlegt

Slide 27 - Slide

verder schrijven

Slide 28 - Slide

probleem oplossing
Je hebt een probleem: straatvuil.
Makkelijk opgelost! Om de tien meter een prullenbak.

Maar kan dit wel zo makkelijk? Ga bij je oplossingen dieper in op de eventuele moeilijkheden die de oplossing met zich meebrengt. Prullenbakken kosten immers geld. Ze moeten opgehangen worden, leeggemaakt, onderhouden en vervangen worden. Neem zulke punten mee in je tekst. Weeg de voor- en nadelen van je oplossingen tegen elkaar op. Misschien is de ene oplossing wel beter dan de andere. Dit komt dan in je conclusie naar voren.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Vandaag
Aanwezigheid
bekijken middenstuk beschouwing
schrijven slot


Slide 31 - Slide

aanwezigheid

Slide 32 - Slide

Feedback
Geef elkaar feedback op de tekst tot nu toe.
Werk in drie rondes:
Ronde 1: zijn het feitelijke argumenten?
Ronde 2: AUB-model?
Ronde : spelling en grammatica

Slide 33 - Slide

middenstuk
2 feitelijke argumenten
1 empirische argument (wat is dat?)
1 tegenargument + weerlegging

Welke argumenten je moet gebruiken voor je betoog in de TW is nog geheim!

Slide 34 - Slide

feitelijke argumenten
Gebruik altijd de bronnen. Je mag eventueel aanvullen met verzonnen voorbeelden. Deze controleer ik niet. Maar het voorbeeld moet wel plausibel zijn.
85 % van de jongeren werkt geconcentreerd
Dat houdt in dat ze aan een stuk werken en niet afgeleid worden door invloeden van buitenaf.
Neem nou deze klas als voorbeeld, iedereen heeft de focus op het betoog. 

Slide 35 - Slide

empirische argumenten
Controleerbare feiten uit de praktijk. Dus wat je ZELF waarneemt en niet wat uit de boeken komt. 

Pas op met enkele voorbeelden. (drogredenen)

Ik zie dagelijks dat mijn zusje haar huiswerk slordig maakt als ze op haar mobieltje zit.

Slide 36 - Slide

tegenargument + weerlegging
Standpunt: Thuiswerken is goed. 
Tegenargument: Sommigen zeggen dat thuiswerken leidt tot minder productiviteit. 
Weerlegging: Dit klopt niet, omdat onderzoek aantoont dat thuiswerkers meer focus hebben en minder afleiding ervaren dan op kantoor.

Probeer een feitelijk argument in de weerlegging te verwerken.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Vandaag
Aanwezigheid
De Avondshow
Het betoog
Zelf schrijven

Slide 39 - Slide

Aanwezigheid

Slide 40 - Slide

De Avondshow
Opbouw als een betoog. De mening van de schrijver (spreker Arjan Lubach) komt duidelijk naar voren.


Slide 41 - Slide

De Avondshow
Inleiding: er wordt duidelijk uitgelegd wat er bedoeld wordt met downtainment. Hier worden voorbeelden bij genoemd. Aan het einde van de inleiding komt de stelling duidelijk naar voren: het moet afgelopen zijn met downtainment. Noem altijd duidelijk wat je stelling is. Dit is geen vraag!


Slide 42 - Slide

De Avondshow
Middenstuk: er worden verschillende argumenten genoemd waarom het afgelopen moet zijn met downtainment. 
- er wordt te veel van de deelnemers verwacht
- het gaat nooit over de gevolgen die het syndroom van Down heeft of kan hebben. Het lijkt of de deelnemers alles kunnen, maar dat is niet zo. Het geeft dus een vertekend beeld
- familieleden van mensen met down zijn er ook niet blij mee: de omgeving denkt te makkelijk over het downsyndroom.
-aanstaande ouders hebben onrealistische verwachtingen
- mensen met Down worden overschat



Slide 43 - Slide

De Avondshow
Middenstuk: tegenargument:
Het is voor de deelnemers hartstikke leuk, ze mogen allemaal leuke dingen doen
Verwerping:
klopt, maar dat geldt alleen voor de deelnemers, niet meer dan 1% van alle mensen die het syndroom van Down hebben. Dit staat dus niet in verhouding.




Slide 44 - Slide

De Avondshow
Conclusie:
Er mag best aandacht zijn voor het syndroom van Down op tv, maar het moet realistischer en op respectvolle wijze.

Slide 45 - Slide

Het betoog
[80] blz. 247
Inleiding: maak duidelijk wat de stelling is. Een pakkende inleiding met eventueel uitleg (wat is downtainment?) Eindig altijd met de stelling. De argumenten mogen niet in de inleiding. 

Slide 46 - Slide

Het middenstuk
In het middenstuk noem je de verschillende argumenten. ZEt de sterkste (feitelijke) argumenten vooraan en eindig met de minder sterke argumenten (empirisch, moreel)

Als laatste noem je ook nog een tegenargument. Deze moet je verwerpen.

Slide 47 - Slide

Het slot
Noem je stelling nog een keer en noem de argumenten nog een keer heel kort. Een pakkende uitsmijter versterkt je betoog (pluspunten!)

Slide 48 - Slide

Stelling: 
De verkoop van zeer zwak-alcoholische drank aan jongeren tussen de 16 en 18 jaar moet legaal worden.

Slide 49 - Slide

Stelling: 
De verkoop van zeer zwak-alcoholische drank aan jongeren tussen de 16 en 18 jaar moet (niet) legaal worden.

Kies voor of tegen
Schrijf de inleiding. Noem in de inleiding wat nu de regels zijn. Noem een anekdote en ga precies in op de stelling. Wat is zeer zwak-akcoholisch? Ongeveer 1/2 A4

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Wat gaan we doen?
aanwezigheid
inleiding feedback
argumenten (feitelijk)
schrijven: eerste twee argumenten uitwerken

Slide 52 - Slide

inleiding
  • Wordt het onderwerp goed uitgewerkt/uitgelegd? Is duidelijk wat de schrijver bedoelt met zeer zwak-alcoholische dranken?
  • Is de inleiding 'leuk' om te lezen? Heb je als lezer zin om verder te lezen?
  • Eindigt de inleiding met de stelling? GEEN VRAAG

Slide 53 - Slide

aanwezigheid

Slide 54 - Slide

Spelling en grammatica
Zie je spelfoutjes? Hoofdletters, leestekens, werkwoorden, andere fouten?

Zijn de zinnen kloppend?

Slide 55 - Slide

Middenstuk
In het middenstuk noem je de verschillende argumenten. Begin met de sterkste argumenten: de feitelijke argumenten. Ga op zoek naar bronnen om je argument te ondersteunen. 

Slide 56 - Slide

Middenstuk
Bij een andere stelling. De monarchie moet afgeschaft worden.
Voorbeeld: 
Uit onderzoek van het CBS (2022) blijkt dat meer dan de helft van de Nederlanders het koningshuis niet ondersteunt.

Slide 57 - Slide

Middenstuk
Werk volgens het AUB-model
argument
uitleg
bijvoorbeeld

Slide 58 - Slide

Middenstuk
Bij een andere stelling. De monarchie moet afgeschaft worden.
Voorbeeld: 
Argument: Uit onderzoek van het CBS (2022) blijkt dat meer dan de helft van de Nederlanders het koningshuis niet ondersteunt.
Uitleg: dat houdt in, dat meer dan de helft van de Nederlanders niet blij is met de privileges die het koningshuis geniet.
Bijvoorbeeld: Zo vinden veel mensen het oneerlijk dat er zoveel belastinggeld opgemaakt wordt aan deze familie en dat de familie zelf geen belasting betaalt, blijkt ook uit het onderzoek dat het CBS uitvoerde in opdracht van de NOS.

Slide 59 - Slide

Bronnen
Noem de bronnen die je gebruikt. Deze mag je voor deze opdracht opzoeken op internet. Je PTA-toets maak je met behulp van meegeleverde bronnen. Gebruik deze ook! 
Parafraseren: 
Volgens Jan Klaasen (2018)
Uit onderzoek van de RU dat in 2021 uitgevoerd werd, blijkt dat.....
Noem de jaartallen

Slide 60 - Slide

Schrijven
Twee feitelijke argumenten bij je stelling.

Schrijf de alinea's volgens het AUB, model.
argument, uitleg, (bij)voorbeeld

Denk aan de bronnen en jaartallen.

Slide 61 - Slide

Slide 62 - Slide

Vandaag
aanwezigheid
boek voor de lijst
literatuurlijst invullen/bijhouden


Slide 63 - Slide

aanwezigheid

Slide 64 - Slide

Boek voor de lijst
Dag van de literatuur 2025:
Deze lijst heb je straks ook in je mailbox.

Slide 65 - Slide

Slide 66 - Link

De geschiedenis van mijn seksualiteit
Makkelijk geschreven. Vertaalrechten in zeven landen verkocht. Filmrechten ook verkocht. De verfilming is er nog niet.

Autobiografisch. 
online bibliotheek

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Slide

Leeslijst
Je moet in totaal dus 8 boeken op je lijst zetten. Max 1 boek H4 niveau 1 of 2, maar dat moest dan ook besproken worden met de docent. Boeken die niet op de lijst staan altijd in overleg met de docent. JIJ moet kunnen uitleggen waarom dat boek een bepaald niveau (minimaal 3) heeft. Kom maar op met die argumenten!
Boeken die in de les behandeld worden mogen altijd, ook als ze niet op de lijst staan.

Slide 69 - Slide

Lijst invullen
compleet invullen. Daarna inleveren bij BTNC. Alles wordt in de grote map bewaard. Aan het einde van het schooljaar krijg je het mee om je mondelingen goed voor te bereiden.
Minder dan 8 goedgekeurde boeken op de lijst = geen mondeling = geen examen!
Aan het einde van P3 schrijf je nog een opiniestuk. Daarover later meer. 

Slide 70 - Slide

Slide 71 - Slide

Vandaag
aanwezigheid

Slide 72 - Slide

bekijken tekst tot nu toe
- spelling en grammatica tot nu toe: 
  • goede, duidelijke zinnen? 
  • leesbaar?
  • hoofdletters?
  • spelling?

Slide 73 - Slide

bekijken tekst tot nu toe
inhoud:
Zijn er twee feitelijke argumenten genoemd?
Zijn hierbij bronnen genoemd?
Worden de argumenten uitgelegd?
Is er een voorbeeld genoemd?

Slide 74 - Slide

Empirisch argument
Voorbeeld van Pepijn

Slide 75 - Slide

Wat is een empirisch argument
Je noemt iets uit eigen ervaring. Het kan sterk zijn, maar is altijd zwakker dan een goed feitelijk argument. Niet één voorbeeld, maar iets wat je vaak ziet/hoort.

Bij een empirisch argument gebruik je geen bronnen. Het is immers iets wat je zelf ziet, opmerkt. 


Slide 76 - Slide

Wat is een empirisch argument
Voorbeeld monarchie.

Ik zie in mijn omgeving hoe men naar Koningsdag toeleeft. Dat wil niemand missen! Het hele dorp is druk in de weer om er een mooi feest van te maken. Zo worden er overal leuke activiteiten voor kinderen bedacht. Neem nu de spelletjes op het plein. Dat is een mooi voorbeeld van een activiteit waar iedereen plezier aan beleeft.


Slide 77 - Slide

nu jij
Probeer te voorkomen dat je een argument baseert op één belevenis. Dit is een drogreden (overhaaste generalisatie). Je mag de belevenis wel noemen als voorbeeld (AUB)

Schrijf een alinea met een empirisch argument. Je hebt hier geen bronnen bij nodig!

Slide 78 - Slide

Slide 79 - Slide

Deze les
Aanwezigheid
Alinea argument empirisch argument bekijken
Tegenargument en weerlegging
Zelf schrijven

Slide 80 - Slide

empirisch argument
Bekijk het eens van elkaar:
Is het iets algemeens? Dus géén anekdote! (overhaaste generalisatie)
Argument
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 81 - Slide

voorbeeld enkele leerlingen

Slide 82 - Slide

Tegenargument
Een tegenargument is een vast onderdeel van een betoog. Gebruik hiervoor ook je bronnen, maar zorg er wel voor dat je deze tegenargumenten kunt weerleggen. Een ijzersterk tegenargument (Manou) is eigenlijk niet echt te weerleggen. 

Slide 83 - Slide

Tegenargument
Voorbeeld (de monarchie moet afgeschaft worden)
Sommigen zeggen dan wel dat het het koningshuis veel geld kost, maar uiteindelijk is het maar 0,05% van de begroting. Uiteindelijk valt het allemaal wel mee. Ter vergelijking: het onderwijs kost jaarlijks zeker 10% van de begroting. Dus zeker 20 keer meer.

Slide 84 - Slide

Tegenargument
Het tegenargument moet echt heel sterk zijn om te kunnen overtuigen. Zorg dus voor feiten en bronnen. 

Slide 85 - Slide

nu jij!
Schrijf een tegenargument en een weerlegging. 
Zoek passende bronnen. 
ongeveer 1/2 tot 3/4 A4

Slide 86 - Slide

Slide 87 - Slide

Deze les
aanwezigheid
tegenargument feedback
het schrijven van de laatste alinea van een betoog

Slide 88 - Slide

aanwezigheid

Slide 89 - Slide

tegenargument en weerlegging
De schrijver noemt een mogelijk tegenargument
De schrijver weerlegt dit tegenargument en noemt hierbij bronnen.
De bron is goed verwerkt in de tekst. Volgens Van der Pol (2023) is het gebruik van alcohol...
De weerlegging wordt uitgelegd
Er wordt een voorbeeld genoemd

Slide 90 - Slide

APA
De juiste manier om bronnen te verwerken in de tekst die je schrijft noemen we APA (American Psychological Association). Onderzoekers willen bronnen op een eenduidige manier verwerken in de teksten. Hier krijg je nog heel veel mee te maken!
Het makkelijkste is parafraseren, dus niet de letterlijke tekst gebruiken. 

Slide 91 - Slide

APA
Volgens Van Bijlen (2019) schrijft in een artikel van de NOS... 

Is de schrijver niet bekend, dan noem je de instelling die de bron uitgegeven heeft.

Volgens een artikel uit het jaar 2019 dat te vinden is op de site van de NOS... Wees altijd zo precies mogelijk! 

Slide 92 - Slide

APA
Bronnenlijst. Wel bij je PWS, niet bij je betoog!

Schrijf nooit onzin! Dus geen bronnen noemen die niet bestaan. Ga ervan uit dat mensen in bronnen teruglezen of het wel klopt.

Slide 93 - Slide

APA
Je leert hier een heel simpele manier om APA te gebruiken. Ga ervan uit dat je PWS uitgebreider moet en als je de regels op het HBO/uni niet navolgt, dan wordt het afgekeurd!

Slide 94 - Slide

Slot
Het is een conclusie. De conclusie is natuurlijk dat je gelijk hebt. Noem in het slot nog een keer je argumenten, maar heel beknopt. Geen voorbeelden en uitleg. Je eindigt met een zogenaamde uitsmijter. Dit is een korte oneliner waarmee je op een originele manier je standpunt nog een keer duidelijk maakt.
Bijvoorbeeld: Leve de democratie, maak een einde aan de monarchie! Een paradox werkt altijd goed... 

Slide 95 - Slide

Schrijf nu het slot van je tekst
Dit is ook ongeveer 1/2 A4 lang. Maak dus nog een keer duidelijk wat jouw standpunt is en welke argumenten dit versterken. Vergeet de uitsmijter niet! Tip: liever een slechte uitsmijter dan helemaal geen. Denk aan de puntentelling!

Huiswerk voor donderdag.

Slide 96 - Slide

Slide 97 - Slide

Deze les
aanwezigheid
slot betoog bekijken
theorie betoog
theorie in context

Slide 98 - Slide

Deze les
aanwezigheid


Slide 99 - Slide

Deze les
slot van elkaar bekijken
  • Begint het slot met een passend signaalwoord? dus, concluderend, het is nu wel duidelijk dat...
  • Wordt het standpunt herhaald?
  • Worden de argumenten voor nog een keer beknopt genoemd?
  • Is er een passende uitsmijter? 


Slide 100 - Slide

Deze les
theorie betoog
Bewaar dit blad goed. Je krijgt het maar één keer!



Slide 101 - Slide

tussenjaar
werken bij de AH

Slide 102 - Slide

Deze les
theorie in context...
begeleid schrijven.
schrijfplan. 
Voorgegeven alinea's. Let op de signaalwoorden. 
Gebruik bronnen bij de feitelijke argumenten.
Let op de APA-regels!



Slide 103 - Slide

huiswerk voor morgen

Slide 104 - Slide

Slide 105 - Slide

vandaag
aanwezigheid
betoog: wat heb je tot nu toe?
verder schrijven: signaalwoorden

Slide 106 - Slide

aanwezigheid

Slide 107 - Slide

wat heb je tot nu toe?

Schrijfplan: dit wordt niet becijferd, maar is wel handig als je een betoog gaat schrijven. Scheelt uiteindelijk tijd.

Inleiding en eerste alinea

Slide 108 - Slide

signaalwoorden
De signaalwoorden helpen de lezer structuur in de tekst te vinden. Bij een betoog zou je je argumenten duidelijk kunnen maken met behulp van de volgende signaalwoorden (opsommend)
ten eerste, ten tweede, daarnaast, ook.

Slide 109 - Slide

signaalwoorden
De tegenargumenten duidelijk als tegenargument markeren: 

Je hoort wel eens dat alcohol ook positieve invloed zou kunnen hebben op de gezondheid, maar (tegenargument) deze zogenaamd positieve invloed kan ook door middel van sport en gezonde voeding behaald worden. (voedingscentrum, 2023) Alcohol heeft hoe dan ook een negatieve invloed op de hersencellen. 

Slide 110 - Slide

nu verder schrijven

Slide 111 - Slide

Slide 112 - Slide

vandaag
aanwezigheid
nakijken van de teksten van elkaar 
onderwerp betoog TW
drogredenen vermijden

Slide 113 - Slide

aanwezigheid

Slide 114 - Slide

nakijken teksten
  • kijk de tekst stap-voor-stap na
  • markeer de argumenten. 
  • drogredenen: geen punten
  • Argument 1
  • Uitleg 1
  • Bijvoorbeeld 1

Slide 115 - Slide

onderwerp TW
Dit is niet precies de hoofdgedachte, maar wel een vraag waar je over na moet denken. Het betoog dat je gaat schrijven heeft te maken met deze vraag:

Slide 116 - Slide

onderwerp TW
'Verdienen aan Marco Borsato (concert in december, Spotifystreams, etc.), terwijl hij verdacht wordt van seksueel misbruik. Mag dat?'

Slide 117 - Slide

Slide 118 - Slide

vandaag
aanwezigheid
literatuur: heb je nog boeken die je op je lijst zou willen zetten?
boekentip:
drogredenen

Slide 119 - Slide

drogredenen
Als je drogredenen gebruikt in je betoog, krijg je hier geen punten voor. 
Bij D2 t/m D10:
Indien het argument niet correct is: 0 p.
Indien het argument correct is maar niet onderbouwd: 1 p.
Indien het argument correct is en redelijk onderbouwd: 2 p.
Indien het argument correct is en volledig onderbouwd: 3 p.

Slide 120 - Slide

drogredenen
Onjuiste oorzaak-gevolg relatie.
Bij drogredenen die onder deze soort vallen wordt een oorzaak-gevolg relatie gebruikt, terwijl die er niet is. Bijvoorbeeld: ‘Nu ik een nieuwe fiets heb hoef ik nooit voor een stoplicht te wachten’.

Slide 121 - Slide

drogredenen
Verkeerde vergelijking.
Bij drogredenen met een verkeerde vergelijking is er sprake van twee zaken die ten onrechte met elkaar worden vergeleken. Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat we echt geen examen hoeven te doen in Nederlands, we spreken toch al Nederlands?’.

Slide 122 - Slide

drogredenen
Overhaaste generalisatie
Drogredenen met een overhaaste generalisatie wordt op grond van één voorval een conclusie getrokken die voor alle voorvallen geldt. Een voorbeeld van een overhaaste generalisatie is: ‘Roken is helemaal niet zo schadelijk, mijn oma rookte twee pakjes zware Van Nelle per dag en is honderd geworden’. 

Slide 123 - Slide

drogredenen
Cirkelredenering
Een cirkelredenering houdt in dat het standpunt herhaald wordt, maar dan anders geformuleerd. Een voorbeeld: ‘Ik vind Piet niet aardig want ik mag hem niet’.

Slide 124 - Slide

drogredenen
Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. Een voorbeeld van een persoonlijke aanval als drogreden is: ‘Als je geen frikandellen lust, dan ben je geen echte Hollander’. 

Slide 125 - Slide

drogredenen
Ontduiken van de bewijslast
Bij het ontduiken van de bewijslast wordt de tegenpartij geacht het tegendeel te bewijzen, bijvoorbeeld: ‘Als je denkt dat deze uitspraak niet klopt, laat me de bewijzen maar zien dan!’.

Slide 126 - Slide

drogredenen
Vertekenen van een standpunt
Drogredenen waarbij een standpunt vertekend wordt kenmerken zich doordat de tegenpartij woorden in de mond worden gelegd waarvan de onjuistheid moeilijk te bewijzen is. Een voorbeeld hiervan: ‘Persoon 1: Ik vind kinderen soms lastig. Persoon 2: jij bent een kinderhater'

Slide 127 - Slide

drogredenen
Bespelen van het publiek
Het bespelen van het publiek gebeurt als er zaken worden beweerd waar niemand makkelijk tegenin kan gaan. Een voorbeeld daarvan is ‘Je bent toch niet goed bij je hoofd als je vrijwillig extra huiswerk maakt?’.

Slide 128 - Slide

drogredenen
Onjuist beroep op autoriteit
Drogredenen waarbij een onjuist beroep op autoriteit wordt gedaan, kenmerken zich doordat er een bekend persoon wordt aangehaald, maar die persoon hoeft helemaal niets van de zaak af te weten.  ‘Messi staat in de reclame van Lays, dus dan zal de chips wel lekker zijn’.

Slide 129 - Slide

drogredenen
Overdrijven van voor- of nadelen
Bij zulke drogredenen worden de voordelen of nadelen van een zaak extra positief of negatief neergezet. Een voorbeeld van drogredenen met overdreven voor- of nadelen is: Als je je huiswerk altijd maakt, heb je altijd hoge cijfers.

Slide 130 - Slide

drogredenen
Vals dilemma
Bij een vals dilemma doet men voorkomen alsof er gekozen kan worden uit twee mogelijkheden, terwijl er veel meer dan die twee zijn, bijvoorbeeld: Als je niet met mij uitgaat dit weekend, dan hoef je mij ook nooit meer mee uit te vragen.

Slide 131 - Slide

drogredenen
Onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap
Bij een onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap worden bepaalde eigenschappen overdreven terwijl andere relevante kenmerken of eigenschappen worden genegeerd. Een voorbeeld van een drogreden op basis van een onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap is: ‘Dat meisje heeft weer grijze kleren aan, ze zal wel heel saai zijn'.

Slide 132 - Slide

werkblad drogredenen

Slide 133 - Slide

Groep 1: Rebecca de Heer Alvar Kwerreveld Florian Memelink Lotte Rengelink 
Groep 2: Lana Dix Djordin Eckhardt Titus Hoopman Nadeche Marwa 
Groep 3: Dieuwke van Eck Diede Leemrijse Danique Lieverdink Camron Verheij 
Groep 4: Shaquille Heesen Pepijn Kimmels Aliyah Souisa Levi Ubbing 
Groep 5: Noah Gummo Jelte Huiskamp Wessel Huiskamp 
Groep 6: Jurre van Alst Kyan Besschers Sophie Sloot 

Slide 134 - Slide

Slide 135 - Slide

Deze les
Laatste les voor de toetsweek.
Bespreken betogen/drogredenen.
Laatste tips
Tijd over? De avondshow


Slide 136 - Slide

Vul eerst het schrijfplan in.

Het schrijfplan wordt niet beoordeeld! Er wordt niet eens naar gekeken, maar helpt jou wel. Leerlingen die hun schrijfplan nog eens kritisch bekijken voorkomen herhaling van argumenten.

Slide 137 - Slide

Vermijd herhalingen van argumenten. 
STP: Leerlingen moeten meer huiswerk maken.
A1. leerlingen hebben dan al geleerd voor de toetsweek en hebben dan meer vrije tijd.
A2. leerlingen hoeven minder te leren voor de toetsweek en hebben daarom meer stress.
A3. Leerlingen halen betere cijfers.
A4. leerlingen zijn beter voorbereid op het examen.
Zijn dit echt goede argumenten? Lijken ze niet erg veel op elkaar? 

Slide 138 - Slide

Vermijd drogredenen. 
STP: Leerlingen moeten meer huiswerk maken.
Veel leerlingen zijn zwaar depressief, omdat ze voor de toetsweken opeens veel moeten leren. We moeten deze arme kinderen daarom tegen zichzelf beschermen en meer huiswerk opgeven. U wilt toch niet verantwoordelijk zijn voor de slechte gemoedstoestand van miljoenen van leerlingen?

Slide 139 - Slide

AUB
Een buurjongen van mij deed altijd extra huiswerk hij slaagde zelfs cum laude. Hij was dus goed voorbereid op zijn examen en haalde goede cijfers, 
A: goede cijfers halen, is een gewenst gevolg van veel huiswerk maken.
U: Als je veel huiswerk maakt, ben je uitstekend voorbereid.
B: neem bijvoorbeeld mijn buurjongen, hij slaagde cum laude.

Slide 140 - Slide

Geen onwaarheden
Onderbouw (feitelijke) uitspraken met bronnen. Ook uitspraken van anderen.

De minister van volksgezondheid zei in een interview in de Volkskrant van 29 juni (Maartensberg, 2023), dat dertig procent van de jongeren zich zorgen maakt over schoolresultaten.

Geen onwaarheden of feitelijke uitspraken die niet na te trekken zijn. 
Jaarlijks worden in Nederland miljoenen jongeren psychologisch behandeld.




Slide 141 - Slide

Slide 142 - Video

Slide 143 - Slide

Deze les
Nakijken de teksten van elkaar
wat leren voor de toets?
Argumenten en drogredenen

Slide 144 - Slide