Baas van Nederland

Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen

Slide 1 - Slide

6

Slide 2 - Video

01:03
Bobby start bij het paleis. Wie werkt er in het paleis?

Slide 3 - Open question

01:56
Ministers mogen de plannen voor Nederland maken. Een minister is de baas van een ministerie. Zij
gaan over een onderwerp. Noem 2 ministeries:

Slide 4 - Open question

01:56
Wie werkt er in het Torentje? En wat is zijn functie?
A
Geert Wilders. Minister van Buitenlandse Zaken
B
Mark Rutte. Minister van Binnenlandse Zaken
C
Mark Rutte. Minister President
D
Geert Wilders. Minister President.

Slide 5 - Quiz

02:48
Welk Ministerie gaat over scholen?
A
Ministerie van Onderwijs
B
Ministerie van Financiën
C
Ministerie van defensie
D
Ministerie van Algemene Zaken

Slide 6 - Quiz

02:48
Welk Ministerie verdeeld geld in Nederland?
A
Ministerie van Onderwijs
B
Ministerie van Financiën
C
Minister van Algemene Zaken
D
Minster van Buitenlandse Zaken

Slide 7 - Quiz

03:53
In de Tweede Kamer zitten 150 Kamerleden. In de Eerste Kamer zitten 75 Kamerleden.
Ze stemmen namens alle Nederlanders. Daarom noemen we ze ......................vertegenwoordigers. Vul het goede woord in.

Slide 8 - Open question

De kamerbewaarder brengt Bobby op het einde naar de spiegel, omdat:

Slide 9 - Open question

Dus: Wie is de baas in Nederland?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Link

Wat betekent Democratie?
A
Dat de koning de baas is
B
Dat minister president Rutte de baas is
C
Dat de 2e kamer de baas is
D
Dat het volk de baas is

Slide 12 - Quiz

Het woord democratie komt uit het Hebreeuws
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Het woord demos betekent
A
Volk
B
Partij
C
Stemrecht
D
Persoon

Slide 14 - Quiz

Waarom zijn er regels nodig voor verkiezingen?
A
Omdat Nederland een klein land is
B
Omdat er veel mensen in Nederland wonen
C
Wij zijn dol op regels
D
Omdat wij er anders niets van snappen

Slide 15 - Quiz

De verkiezingen worden om de 6 jaar gehouden.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wanneer mag je stemmen?
A
Als je 17 jaar of ouder bent en in Nederland woont
B
Als je 18 jaar of ouder bent en in Nederland woont
C
Als je 18 jaar of ouder bent en een Nederlander bent
D
Als je 21 jaar of ouder bent en een Nederlander bent

Slide 17 - Quiz

Alleen de burgers moeten zich houden aan de Grondwet
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

In de Grondwet staat geschreven dat
A
Iedereen gelijk is
B
Dat je iedereen moet respecteren
C
Dat je alles mag zeggen wat je wilt
D
Dat alleen mannen mogen stemmen

Slide 19 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting betekent dat je alles mag zeggen!
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Het tegenovergestelde van democratie heet dictatuur
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Iedereen kan in Nederland een politieke partij beginnen
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Om te regeren heb je als partij meer dan .....zetels nodig
A
75
B
76
C
74
D
73

Slide 23 - Quiz

Wat is een kabinet?
A
De mensen die regeren
B
de mensen in de 2e kamer
C
de mensen in de 1e kamer
D
de mensen van Nederland

Slide 24 - Quiz

Mensen in een kabinet kunnen zomaar alles zelf beslissen
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

De kamervoorzitter zorgt ervoor dat iedereen zonder ruzie met elkaar kan praten.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Wat is de goede volgorde om een nieuwe wet (plan) te maken
A
plan maken - vergaderen - stemmen
B
vergaderen -plan maken - stemmen
C
stemmen - plan maken - stemmen

Slide 27 - Quiz