b. vb. Son maître lui donne seulement un caleçon comme vêtement. On lui a coupé la main, parce qu'il n'a pas fait attention à la meule. On lui a coupé une jambe parce qu'il a voulu s'enfuir.
c. Dominees of priesters
d. U zult me dus moeten toegeven dat je met je familieleden niet op een verschrikkelijkere manier om kunt gaan.
e. Hij kan niet anders dan het optimisme opgeven, nu hij dit gehoord heeft.
3. vb. Er staat niet echt dat hij tegen de slavernij is. Er staat wel dat hij vindt dat je mensen niet zo kunt behandelen als Vanderdendur zijn slaven behandelt. Hij noemt dat cette abomination.