Proeftoets periode 2 Renaissance t/m rococo klas 4h 2021-2022

Renaissance
Renaissance
1 / 39
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Renaissance
Renaissance

Slide 1 - Slide

Wanneer is de periode van de Renaissance?
A
1500-1600
B
1400-1530
C
17e eeuw
D
1300-1450

Slide 2 - Quiz

De Renaissance wordt meestal in drie perioden ingedeeld:

 
  • de Vroege Renaissance (1420-1500)
  • de Hoog-Renaissance (1500-1535)
  • de Laat-Renaissance of het Maniërisme (1520-1600).

Slide 3 - Slide

Renaissance betekent
A
Vervormen
B
Verbeteren
C
Wedergeboorte
D
Terug naar de dood

Slide 4 - Quiz

4 belangrijke kenmerken van de Renaissance
• Wedergeboorte klassieke oudheid (Griekse en Romeinse  kunst) 
• Idealiseren klassieke oudheid 
• Verheerlijking van het individu 
• Realisme in de kunst

Slide 5 - Slide

Welke begrippen horen NIET bij de Renaissance
A
schilderkunst zonder diepte
B
Kerk als belangrijkste opdrachtgever
C
de klassieke oudheid als inspiratie
D
Humanisme

Slide 6 - Quiz

In de Renaissance maken kunstenaars schilderijen met
A
Mythologische verhalen
B
Stilleven
C
Bijbelse verhalen
D
Portretten

Slide 7 - Quiz

Welke beschrijving hoort NIET bij de renaissance?
A
Het levensmotto wordt "memento mori"
B
Er komt nieuwe aandacht voor de klassieken
C
De homo universalis wordt het ideaalbeeld
D
Humanisten zijn belangrijke verspreiders

Slide 8 - Quiz

Leonardo da Vinci 
  • Homo universalis; 
 De universele mens = Iemand die bijna overal verstand van heeft
  • Leonardo Da Vinci
Kunstenaar/wetenschapper die actief en begaafd is op veel gebieden.

Slide 9 - Slide

Waarom is dit beeld geïnspireerd op de klassieke Griekse beeldhouwkunst?
A
het heeft de ideale verhoudingen
B
het is gemaakt van marmer
C
contra posto houding
D
het beeld is een naakt

Slide 10 - Quiz

Hoe veranderde de rol van de kunstenaar in de renaissance?
A
kunstenaars kregen opdrachten van burgers
B
kunstenaars kregen meer aanzien
C
kunstenaars waren niet langer anoniem
D
kunstenaars bleven werken voor de kerken

Slide 11 - Quiz

Waarmee onderscheidde de renaissance architectuur zich van de gotiek?
A
verticaliteit t.o.v. horizontaliteit
B
Hoogbouw t.o.v. laagbouw
C
marmer t.o.v. steen
D
kerk t.o.v. burgerhuis

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we de verhoudingen in dit schema?
A
gouden krul
B
gulden snede
C
gulden verhouding
D
goddelijke verhouding

Slide 13 - Quiz

Waarom is de Gulden Snede belangrijk in de kunst?
A
Dan vind je de afbeelding mooier
B
Dan begrijp je de afbeelding sneller
C
Dan wordt de afbeelding perfect
D
Dan lijkt de afbeelding echter

Slide 14 - Quiz

Gulden snede

Slide 15 - Slide

Gulden Snede Griekse Oudheid
Griekse tempels zijn ook gebouwd volgens de Gulden Snede verhouding!

Slide 16 - Slide

Gulden Snede
De Gulden Snede is een verdeling van een lijn in een bepaalde verhouding. In de fotografie wordt de gulden snede gebruikt als hulp-middel om mooie foto's te nemen. 

Slide 17 - Slide


A
Barok
B
Maniërisme
C
Renaissance
D
Middeleeuwen

Slide 18 - Quiz

Maniërisme 1530-1600

Slide 19 - Slide

       Barok

Slide 20 - Slide

Barok begon in de
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 21 - Quiz

Barok 
Schilderkunst
Kenmerken Barok Schilderkunst:
  • Realistische weergave
  • Dramatische effecten
  • Clair-Obscur
  • Emotie
  • Dynamiek
The calling of Saint Matthew: Carvaggio

Slide 22 - Slide

Op welke afbeelding is er sprake van clair-obscur?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

Wat weet je al van de Barok?
welke kenmerk past niet bij de Barok
A
Symmetrie
B
overdaad van vorm en emotie
C
pracht en praal
D
bewegelijkheid

Slide 24 - Quiz

Het belangrijkste doel van de Barok is:
A
Imponeren
B
Verheerlijken
C
Informeren
D
Decoreren

Slide 25 - Quiz

Barok is verbonden aan de contrareformatie.
Wat is de contrareformatie?
A
Revolutie in de kunst
B
Reactie van de kerk tegen hervormingen
C
Katholieke kerk tegenover protestante kerk
D
Protestantse kunst

Slide 26 - Quiz

Een typisch kenmerk van de vormgeving in Barok is
A
Perspectief
B
Claire Obscur
C
Ingetogen kleuren
D
Licht

Slide 27 - Quiz

Een typisch kenmerk van de vormgeving in Barok is
A
Perspectief
B
Claire Obscur
C
Ingetogen kleuren
D
Licht

Slide 28 - Quiz

Welk
gebouw
komt uit de
Barok?
A
gebouw 1
B
allebei niet
C
gebouw 2
D
allebei de gebouwen

Slide 29 - Quiz

Barok is verbonden aan de contrareformatie.
Wat is de contrareformatie?
A
Revolutie in de kunst
B
Reactie van de kerk tegen hervormingen
C
Katholieke kerk tegenover protestante kerk
D
Protestantse kunst

Slide 30 - Quiz

Dit stilleven heeft voorwerpen die te maken hebben met de dood. Hoe noemen we een dergelijk stilleven?
A
genrestuk
B
vanitas
C
historiestuk
D
totaalkunstwerk

Slide 31 - Quiz

Welk woord is het beste van toepassing op de plooien van de mantel van Maria?
A
stofuitdrukking
B
schaduw
C
marmer
D
plasticiteit

Slide 32 - Quiz

Hoe noemen we een kunstwerk waarop iemand helemaal is afgebeeld
A
groepsportret
B
ten halven lijve
C
buste
D
ten voeten uit

Slide 33 - Quiz

In de Barok is er veel dynamiek in de voorstellingen. Wat is het tegenovergestelde van een dynamische compositie?
A
driehoek compositie
B
statische compositie
C
centrale compositie
D
er is geen tegenovergestelde

Slide 34 - Quiz

Statisch of dynamisch?
A
statisch
B
dynamisch
C
geen van beide
D
zowel statisch als dynamisch

Slide 35 - Quiz

Dynamisch of statisch
A
dynamisch
B
statisch
C
geen van beide
D
zowel statisch als dynamisch

Slide 36 - Quiz

rococo 
1720-1750  

Slide 37 - Slide

Barok versus Rococo
* beide stijlen vol dynamiek, beweging, levendigheid en overdaad.
* rococo = frivoler( lichter) , verfijnder en speelser.
* barok= zwaarder en krachtiger
academie stijl neo classicisme is streng met vaste regels, 
rococo , gevoeliger, erotisch getint, minder streng en sober.

Slide 38 - Slide

Stijlperiode?
A
Romantiek
B
Neoclassicisme
C
Barok
D
Rococo

Slide 39 - Quiz