Verwijswoorden herhaling

Welkom 4h6!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 4h6!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dat of wat?
Verwijzen naar een zin --> dat
Koen heeft mij uitgenodigd voor zijn verjaardag. Dat vind ik leuk! 

Verwijzen naar een zinsdeel --> wat
Koen heeft mij uitgenodigd voor zijn verjaardag, wat ik leuk vind. 

Slide 4 - Slide

Wat is het juiste verwijswoord?

Dat schilderij is van Rembrandt en ... hier is van Vermeer.
A
deze
B
dit

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Zijn dat .... schoenen ...... daar staan?
A
jou/die
B
jouw/ dat
C
jou/ dat
D
jouw/ die

Slide 6 - Quiz

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 7 - Drag question

Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 8 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze

Slide 9 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 11 - Drag question

Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 13 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt  ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 14 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 15 - Drag question

Wat is geen verwijswoord?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 16 - Quiz

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 17 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
een
B
deze
C
het
D
dat

Slide 18 - Quiz

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 19 - Quiz

hij, die, deze, zijn
zijn verwijswoorden voor een...
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 20 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 21 - Quiz

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin

Slide 22 - Quiz

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 23 - Quiz

Reader
1. Zet je naam op de voorkant. De reader blijft in het lokaal!
2. Nummer de bladzijdes als volgt: 
Tweelingfouten begint op blz. 3 en nummer zo verder. 

3. Maak opdracht 18 op blz. 28 over verwijswoorden en opdracht 19 over als en dan.
Gebruik de (eventueel) theorie op blz. 94 erbij. 

Slide 24 - Slide