Bijvoeglijke bepaling en bijstelling

Lesdoelen
Je kunt een zin redekundig ontleden van pv t/m bwb.
Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is en kunt deze benoemen.
Je kunt de bijstelling in de zin vinden.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
Je kunt een zin redekundig ontleden van pv t/m bwb.
Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is en kunt deze benoemen.
Je kunt de bijstelling in de zin vinden.

Slide 1 - Slide

Startopdracht
schrijf over en ontleed de volgende zin in je schrift:

Gerard heeft net voor zijn zoon een nieuwe fiets gekocht.

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijke bepaling

In sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken extra informatie over het belangrijkste woord van het zinsdeel, de kern.
Als de kern een zn of een vnw is, is er sprake van een bijv. bep. (Als de kern geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord is, is er sprake van een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling.) Let op: deze kan voor of achter de kern staan. Er kunnen ook meer bepalingen bij één kern horen. De bvb is dus een deel van een zinsdeel!

Slide 3 - Slide

Voorbeelden:
De oudste zoon van mijn buurman / heeft / tot mijn grote verbazing / twee lelijke, zwaar verroeste volkswagenbussen / gekocht. 

Zij van hiernaast / is / ziek. 
Wie van jullie / wil / haar / even /deze ontzettend lekkere broodjes / brengen?

Slide 4 - Slide

stappenplan
1. Noteer alle zinsdelen
2. zoek van elk zinsdeel het belangrijkste woord, de kern, en bepaal de woordsoort.
3. Als de kern een zelfstandig naamwoord is, noteer dan de woorden die extra informatie geven over de kern; dat zijn de bvb's. Noteer ze zo:
bijv. bep = bekende > regisseur

Slide 5 - Slide

bijstelling
De bijstelling is een stukje zin dat extra uitleg geeft over iets dat al genoemd is. Het is een bijzondere bijvoeglijke bepaling, die altijd achter de kern staat. De bijselling:
* Duidt hetzelfde object aan als de woordgroep die ervoor staat.
* kan meestal van plaats verwisselen met de woordgroep die ervoor staat.
* staat vaak tussen komma's of tussen een komma en de punt.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden:
 
 Ollie ging een tochtje maken met zijn auto, de Oude Schicht.
 
Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, is erg mooi.

Slide 7 - Slide

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Fimke, lerares op het Dalton, is dol op lezen.
A
'lerares op het Dalton' is een bijvoeglijke bepaling
B
'lerares op het Dalton' is een bijstelling.

Slide 8 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De ijsblauwe zee in Noorwegen is bevroren.
A
'IJsblauwe' en 'in Noorwegen'
B
'IJsblauwe'

Slide 9 - Quiz

Wat is of zijn de bijvoeglijke bepaling(en) in deze zin?
Vaak gaat het maandelijkse zakgeld voor een groot deel op aan belkosten.

Slide 10 - Open question