Werkwoordentoets 2h

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De grote herhaalquiz

Wat moeten we kennen?

avoir, être, mettre, aller, prendre

De betekenis en vervoegingen van de volgende werkwoorden: donner / aimer / parler / chercher / jouer / arriver / acheter/ regarder / rester

Vertaling?

être

avoir

mettre

aller

                             hebben

                                   gaan

                                      zijn

zetten/leggen/aandoen

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

avoir (hebben)

Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord

ai

as

a

avons

avez

ont

etre

=

 zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

es

sont

est

êtes

sommes

suis

Nous

Vous

Ils 

hele ww

prenons

prenez

prennent

prendre

geven

praten

luisteren

vinden

wonen

zoeken

parler

habiter

chercher

donner

trouver

écouter

je - parler

avoir

etre

faire

aller

gaan

hebben

zijn

doen/maken

aller

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle

nous

vous

ils/elles

tu

je

allons

vont

vais

allez

vas

va

Sleep de juiste vorm van mettre in de présent naar de juiste persoon.

Mettre: présent

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

mets

mettons

mettent

met

mets

mettez

Je

Tu

Il/elle/on

Vous

Nous

Ils/elles

prenons

prenez

prends (1)

prends (2)

prend

prennent

Acheter

Donner

Aimer

Rester

Regarder

Parler

kijken

blijven

kopen

geven

houden van

praten

ils (acheter)

je ( donner)

nous ( chercher)

vous (parler)

Mentoruurtje

- herkansingen (graag vandaag doorgeven uiterlijk)

- zaken die besproken moeten worden