1 hv les 2 1D 07-09

Le jeudi 7 septembre
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le jeudi 7 septembre

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Quiz sur de lidwoorden
3. Prononciation apprendre 6
4. Informatie over "Le projet Bruxelles"
5. Travailler ensemble: lire
6. Quiz apprendre 6
7. Doelen bereikt? 


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. But du cours: Les 1 (1.3)
Le but du cours: 
-Grammaire: Je kent de lidwoorden (de, het, een) in het Frans. 
-Vocabulaire: Je hebt de woordjes van apprendre 6  geoefend.
-Parler: Je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen. 



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

2. Quiz: de lidwoorden
Prends ton cahier. Kies het juist lidwoord. 
1. Marie est _______ fille. (een)
2. Il est _______ garÇon. (een)
3. Il y a _______ enfants dans la rue. (geen vertaling in het NL)
4. ______ livre est lourd. (het boek)
5. ______ ville est petite. (de)
6. ______ amis sont importants. (de in het meervoud)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

2b. Grammaire II: Het lidwoord
  • "De" en "het" = "le" of "la". 
-Le = mannelijke vorm van een woord. -> le collège. 
-La = vrouwelijke vorm van een woord. -> La classe.
Let op: Voor een klinker of een stomme h veranderen deze lidwoorden in l'. -> Le ami -> l'ami.
-Bij meervoud is het lidwoord "les". -> Les classes. 

Slide 5 - Slide

Differentiatie
Grammaire -> zelfstandig bestuderen of uitleg volgen. 
2c. Grammaire II: Het lidwoord
  • Het lidwoord "een" vertaal je met "un" of "une".
-"Un" = Mannelijke vorm. -> un garçon (een jongen).
-"Une"= Vrouwelijke vorm. -> une fille (een meisje). 
-Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je "des". -> des filles (meisjes). 
  • Il(s) en Elle(s): personen en dingen
-Il en ils = m. vorm (hij/ ze)      -Elle en elles= vr. vorm (zij, ze)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

3. Prononciation 
Prends ton livre à la page 38 et lis les mots apprendre 6.
Oefen met je buurman/buurvrouw.


timer
10:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

4. Le projet Bruxelles
A. Presentatie: Project Bruxelles
B. Invullen formulier

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

5. Travailler ensemble
Prends ton livre à la page 29. 
1. We gaan samen de tekst lezen.
2. Faire ensemble: exercices 17, 22, 23.
3. Faire seul: vlog (exercice 23 page 32). 

Ben je klaar? 
Maak je huiswerk af. 
timer
30:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

6. Quiz apprendre 6
Prends ton cahier et écris la bonne réponse. 


Bonne chance! :)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

7. Heb je de doelen bereikt? 
Neem de tijd om goed te reflecteren.

-Grammaire: Je kent de lidwoorden (de, het, een) in het Frans. 
-Vocabulaire: Je hebt de woordjes van apprendre 6  geoefend.
-Parler: Je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen. 



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2b. ÊTRE (zijn)
Je suis 
Tu es 
Il/ elle/ on est 
Nous sommes 
Vous êtes 
Ils/ elles sont

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je tijdens de les geleerd?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions