Kapitel 1.5: Gebiedende wijs

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Imperative

Gebiedende wijs

Imperative/ Gebiedende wijs

-In dieser Stunde lernst du die verschiedene Formen des Imperatives

Toepassing

Met de gebiedende wijs bevelen wij iemand iets te doen!

Beispiel:

Halten Sie!

Steigen Sie ein!

Fahren Sie mich zum Bahnhof!

3- vormen

gebiedende wijs- ev

gebiedende wijs- mv

gebied. wijs- beleefdheidsvorm

Gebiedende wijs e.v

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

Soms met -e bij werkw met een d-t / m-n in de stam

Beispiel:

Antworte, bitte- Atme durch!

Waarom -du vorm?

ich spreche

du sprichst-> geb.wijs enk wordt-> sprich!

Gebiedende wijs -mv

Voor deze vorm gebruik je de -IHR vorm

-Sprecht Kinder!

-Hört mich AN (luister naar mij)

-atmet!  (adem!)

(ihr vorm is stam plus -t )

Beleefdheidsvorm

Dit is de -u vorm.

Hele werkwoord+ Sie

Dus:

Schlafen Sie,  

Atmen Sie, Herr Aan het Rot

Samengevat

e.v= stam du- vorm       

(Let op! +e bij stam op d/t, m/n)

m.v= ihr- vorm

Beleefdheidsvorm= hele werkwoord+ Sie

Mal üben!

Beleefdheid (kommen) ...
Komt u naar huis

1. kommt nach Hause
2. kommen Sie nach Hause
3. kommt Sie nach Hause
4. kömmen Sie nach Hause

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!

1. lasst
2. lasse
3. lass
4. lassen Sie

Let op!

Bij een stam op een d,t

krijg je een extra-e

antworten- antwort-> ihr antwort-et

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!

1. warten
2. wart
3. warst
4. wartet

'haben' en 'sein'

'haben' en 'sein' wijken van de regels af.

Moeilijker met e-i Wechsel bij het enkelvoud!

gebied. wijs ev van "denken"

1. denkt
2. denken Sie
3. denk
4. denkst

gebied. wijs ev van sprechen

1. sprech
2. sprecht
3. sprich

gebied. wijs mv tragen

1. trägt
2. tragt
3. trage

gebied. wijs mv winnen

1. gewinnt
2. gewinnen
3. gewinn

gebied. wijs beleefdheidsvorm
sprechen

1. spricht
2. sprechen Sie
3. sprechen

gebied. wijs beleefdheidsvorm
denken

1. denken
2. denk
3. denken Sie

waschen …. dir die Hände!

putzen …. euere Schuhe!

mähen …. bitte den Rasen, Frau Schumacher!

helfen Mutti, …. mir, bitte!

kämmen …. dir mal die Haare!

sein ….. nicht so laut, Kinder!

lesen …. mal den ersten Paragrafen vor, Marie!

sein …. uns bitte behilflich, Herr Lehrer!