stoffen en materialen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

1 Een erts is een gesteente waarin een nuttige grondstof zit.

1. waar
2. niet waar

2 Een grondstof is het eindproduct in een productieproces.

1. waar
2. niet waar

3 Alle materialen hebben dezelfde eigenschappen.

1. waar
2. niet waar

4 Koper is stevig en geleidt stroom erg goed.

1. waar
2. niet waar

5 De grondstof ijzererts wordt in een hoogoven verwerkt tot het halffabricaat ruwijzer.

1. waar
2. niet waar

6 Stikstofoxide zorgt voor een versterkt broeikaseffect.

1. waar
2. niet waar

7 Het storten van afval wordt ook wel recyclen genoemd.

1. waar
2. niet waar

8 Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een stof gaat verdampen.

1. waar
2. niet waar

9 Een zuivere stof heeft zijn eigen smeltpunt en kookpunt.

1. waar
2. niet waar

10 Een vloeistof die gaat koken, wordt gasvormig als je warmte blijft toevoeren.

1. waar
2. niet waar

11 Smeltend ijs heeft een temperatuur van 0 °C.

1. waar
2. niet waar

12 De laagst mogelijke temperatuur is –273 K.

1. waar
2. niet waar

13 Bij een natuurkundige reactie veranderen de moleculen niet.

1. waar
2. niet waar

Dit is een scheikundige reactie! Fasen is natuurkundig

14 Een ei bakken is een natuurkundige reactie.

1. waar
2. niet waar

15 Als een metaal warm wordt, wordt het volume groter en blijft het aantal moleculen gelijk.

1. waar
2. niet waar

16 De massa van 1 cm3 van een stof noem je de dichtheid van die stof.

1. waar
2. niet waar

17 Het reactieschema van een verbranding ziet er zo uit:
verbrandingsproducten → brandstof + zuurstof

1. waar
2. niet waar

18 Slakken, afval uit een hoogoven, worden verwerkt tot cement en beton.

1. waar
2. niet waar

19 Als je met een gevaarlijke stof werkt, moet je een labjas, plastic handschoenen en een veiligheidsbril gebruiken.

1. waar
2. niet waar

20 Als er een gevarensymbool op het etiket van een stof staat, dan mag je die stof niet vervoeren.

1. waar
2. niet waar

1 Van welk materiaal werd een fietswiel vroeger gemaakt?

1. aluminium
2. messing
3. koper
4. ijzer

2 Welke thermometer kan Peter gebruiken om te onderzoeken of de vriezer nog tot –85 °C vriest?

1. alleen een alcoholthermometer
2. alleen een kwikthermometer
3. zowel een alcohol als een kwikthermometer

4 Welk van deze gassen is de belangrijkste veroorzaker van opwarming van de aarde (broeikaseffect)?

1. koolstofdioxide
2. koolstofmonoxide
3. stikstof
4. zuurstof

5 In welke vuilnisbak moet je een kartonnen bekertje na gebruik weggooien?

1. A
2. B
3. C

6 Welke stof gebruikt Johan?

1. acteon
2. alcohol
3. glycerol
4. parafineolie

Het gewicht heeft een massa van 2000 g.
Het volume van het gewicht is 254 cm3.
De dichtheid bereken je met de woordformule: dichtheid = massa / volume.