BLOK 3 Grammatica herh + Spelling (VD als) BNW klassikaal 29.4

Blok 3 Grammatica + Spelling
1 T/HAVO 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Blok 3 Grammatica + Spelling
1 T/HAVO 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
In deze les herhalen we de woordsoorten die je deze week geoefend hebt. 
We starten met spelling 
van bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Slide

Welke 5 woordsoorten heb je deze week ingeoefend? Noteer 1 voorbeeld bij elke woordsoort.

Slide 3 - Open question

De oude dame leunde op een wandelstok met een zilveren knop.
lidwoorden ?

Slide 4 - Open question

De oude dame leunde op een wandelstok met een zilveren knop.
werkwoorden ?

Slide 5 - Open question

De oude dame leunde op een wandelstok met een zilveren knop.
zelfst nw ?

Slide 6 - Open question

De oude dame leunde op een wandelstok met een zilveren knop.
bijv nw?

Slide 7 - Open question

De oude dame leunde op een wandelstok met een zilveren knop.
voorzetsels ?

Slide 8 - Open question

Bedenk een zin waar elke woordsoort minimaal 1x in zit.

Slide 9 - Open question

Blok 3 
Spelling
  • meervoud van znw -> vrijdag 
  • bijvoeglijke naamwoorden

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

meestal
eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 12 - Slide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 13 - Slide

modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 14 - Slide

2 BK Blok 4 Spelling
Even oefenen


Slide 15 - Slide

zilver
de ... armband
A
zilver
B
zilveren
C
zilvere

Slide 16 - Quiz

suède
de ... armband
A
suèden
B
suède

Slide 17 - Quiz

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 18 - Slide

voorbeeld 1
de arm is gebroken........

de gebroken arm

Slide 19 - Slide

voorbeeld 2
Ik heb een taart gebakken .....

de gebakken taart

Slide 20 - Slide

voorbeeld 3
ik heb de aardappels gekookt...

de gekookte aardappels

Slide 21 - Slide

Een voltooid deelwoord wordt ook wel eens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Het is dan geen werkwoord meer, maar vergelijkbaar met woorden als 'lang', 'groen' en 'sterk': het zegt iets over het woord dat erna komt.

Schrijf het zo gemakkelijk mogelijk. 
Zet er een e achter..... maar dat kan niet altijd!

Slide 22 - Slide

Het gebouw is verwoest. 
Het verwoeste gebouw staat er verlaten bij. 

Je ziet het ...... alleen een e erachter.

Slide 23 - Slide

De foto is vergroot. 
De vergrote foto hangt in de hal. 

Ver-gro-te   lange klank, er gaat een o weg

Slide 24 - Slide

Het dier is gered.
Het geredde dier loopt weer in het bos.

ge-red-de   korte klank: extra d

Slide 25 - Slide

VD eindigt op EN
Ik heb mijn hoofd gestoten. 
Het gestoten hoofd doet flink pijn.

de en blijft.....

Slide 26 - Slide

voltooid deelwoord gebruikt als BNW. Eindigt op EN
voltooid deelwoord gebruikt als BNW
Korte klank, dubbele medeklinker.
voltooid deelwoord gebruikt als BNW.
Lange klank, er verdwijnt een klinker.
Het ....... (bakken) brood
De ..... (redden) drenkeling
De ..... (breken) arm
Het ... (zinken) schip
Het ... (witten) plafond
Het goed ..... (raden) getal

Slide 27 - Drag question

redden

de …… man
A
geredde
B
gerede
C
geredden
D
gereden

Slide 28 - Quiz

verrotten

De ….. appel

A
verrote
B
verrotte
C
verotte
D
verrotten

Slide 29 - Quiz

bekijken

De …. film
A
bekeke
B
bekeken
C
bekekken
D
bekijken

Slide 30 - Quiz

begrijpen

De …. uitleg
A
begrepe
B
begrepen
C
begrijpen
D
begrijpe

Slide 31 - Quiz

landen
-> Het ... vliegtuig

Slide 32 - Open question

verwoesten
-> De ... huizen

Slide 33 - Open question

smeden
-> Het ... plan

Slide 34 - Open question

overvallen
-> De ... winkelier

Slide 35 - Open question

vergroten
-> De ... foto

Slide 36 - Open question

breken
-> De ... arm

Slide 37 - Open question

Klik op de link in de volgende slide.

Maak de oefening.

Maak een screenshot van je resultaat.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Plak hier het screenshot van de oefening.

Slide 40 - Open question

Ik kan de bijvoeglijke naamwoorden goed spellen.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 41 - Quiz

Deze vragen heb ik aan de juf ?

Slide 42 - Open question

Ging het goed?

Slide 43 - Slide