1hv GL chapitre 2 vertaalzinnen heel hoofdstuk 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1hv: Vertaalzinnen chapitre 2

Traduisez:
Heeft u de rekening?

Traduisez:
Ik begrijp het niet.

Traduisez:
Ik wil graag de friet.

Traduisez:
Ik zoek de bakkerij niet.

Traduisez:
Hoeveel kost dat?

Traduisez:
Waar zijn de stokbroden?

Traduisez:
Wij zoeken de markt.

Traduisez:
Kun jij niet komen?

Traduisez:
Zij (man) bereiden het hoofdgerecht.

Traduisez:
Voor mij dertig (in letters) croissants.

Traduisez:
Voor mij dertig croissants

Traduisez:
J'aime faire les courses avec un copain.

Traduisez:
Demain j'ai un rendez-vous important avec mon grand-père.

Traduisez:
We houden niet van ijs.

Traduisez:
Ik neem een koffie.

Traduisez:
ik zou graag frites willen

Vertaal: Jullie houden van

Vertaal: Ils cherchent la plage

Lie les mots français aux images.
Koppel de Franse woordjes aan de plaatjes.

Dit zijn allemaal werkwoord op -er.

manger

chercher

adorer

rentrer

demander

payer

'Eten' is in het Frans 'manger'

Waar

Niet waar

de ontkenning 

ne ... pas
en andere ontkenningen

De ontkenning

Maak de volgende zinnen ontkennend:

Vous parlez français.

Nous habitons à Paris

Je suis néerlandais.

Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu as un chien.

Wat is het werkwoord in de zin?
J'aime la pizza.

bevestigend

ontkennend

j'adore la pizza

ils n'aiment pas la pizza

vous préférez le pain

tu n'habites pas à Amsterdam

je cherche mon livre

Maak de zin ontkennend. (sleep blauw naar rood)

Je

n'

aime

pas

la viande

1

2

3

4

5

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Je travaille.  

ne'

pas

travaille

je

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous parlons allemand.  

ne

pas

nous

allemand

parlons

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous cherchons les cadeaux.  

ne

pas

cadeaux

nous

les

cherchons

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici
2. Elle ne mange pas.
3. Chloé ne pas regarde
4. Nous ne trouvons pas

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?

1. Ce n'est pas
2. Ce ne est pas
3. C'est ne pas
4. C'n'est pas

Maak ontkennend:

Simon habite à Orléans.

1. Simon ne habites pas à Orléans
2. Simon n' habites pas à Orléans
3. Simon ne habite pas à Orléans
4. Simon n' habite pas à Orléans