Spreekwoorden en gezegdes

Quiz spreekwoorden en gezegdes
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Quiz spreekwoorden en gezegdes

Slide 1 - Slide

Wat betekent "Je vingers erbij aflikken"
A
Streng op iemand letten
B
Honger hebben
C
Iets heel graag lusten
D
Niet weten hoe iets moet

Slide 2 - Quiz

Wat betekent "Boontje komt om zijn loontje?"
A
Iemand wil meer geld
B
Hij wil alles zelf doen
C
Hij kan er niks aan doen
D
Eigen schuld, dikke bult

Slide 3 - Quiz

Wat betekent:
Het is weer koek en ei tussen hen.
A
Ze hebben ruzie
B
Ze gaan samen koken
C
Ze zijn verliefd
D
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden

Slide 4 - Quiz

Het zelf doen
Schijnheilig
In de war zijn
Heilig boontje

Slide 5 - Drag question

Wat is komkommertijd?
A
Tijd voor een tussendoortje
B
Dan worden ze geoogst
C
Periode van weinig nieuws
D
In augustus als de komkommers goedkoper zijn

Slide 6 - Quiz

Wat is een oogappel?
A
Favoriet/lieveling
B
Een blauw oog
C
Het kompres dat je op een blauw oog doet
D
Een appelsoort

Slide 7 - Quiz

De vakantie is in kannen en ....
A
pannen
B
vazen
C
kruiken
D
potten

Slide 8 - Quiz

Die opmerking van jou raakt kant noch ............
A
verstand
B
land
C
wal
D
schip

Slide 9 - Quiz

In het paleis was het allemaal pracht en ................
A
macht
B
goud
C
praal
D
zilver

Slide 10 - Quiz

Hij groeide op voor galg en ...
A
rad
B
molen
C
wagen
D
wiel

Slide 11 - Quiz

Onkruid vergaat niet. 
Dat is hem een doorn in het oog.

De bloemetjes buiten zetten.
Als een donderslag bij heldere hemel. 
Slechte mensen leven doorgaans het langst
Dat stoort hem erg.
Veel plezier maken.
Een ongename verassing.

Slide 12 - Drag question

Wat betekent
"Met de deur in huis vallen?"
A
Direct vertellen wat je wilde zeggen
B
Dat de deur niet goed op slot zat
C
Dat je geen hallo meer zegt
D
Direct beginnen met luisteren naar de ander

Slide 13 - Quiz

Wat betekent
"Iemand onder de duim hebben?"
A
Dat je iemand nawijst
B
Dat je iemand in het echte leven liked
C
Dat je iemand heel slecht vindt
D
Dat je macht hebt over iemand

Slide 14 - Quiz

Wat betekent "De appel valt niet ver van de boom."?
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
C
Kinderen lijken vaak op hun ouders
D
Hele goede vrienden zijn

Slide 15 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

onder de plak __
A
schoonmaken
B
stoppen
C
plakken
D
zitten

Slide 16 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

Een appeltje voor de dorst ___
A
kennen
B
geven
C
eten
D
hebben

Slide 17 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

Doen alsof je neus __
A
snuit
B
kriebelt
C
bloedt
D
niest

Slide 18 - Quiz

Maak de uitdrukking af:

Door de mand __
A
kennen
B
stoppen
C
vallen
D
hangen

Slide 19 - Quiz