havo 3 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Les 1

Hoofdstuk 1.2 Lezen

Lesprogramma

- Introductie docent

- Werkwijze 

- Klascode invoeren:  589134

- Activeren voorkennis

- Aan de slag met opdrachten

- Afsluiting les

Welke 4 tekstdoelen ken je?

Welke leesstrategieën ken je?

Wat is het onderwerp van een tekst?

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Welke 3 vaste tekststructuren ken je?

De uiteenzetting

• tekstvorm met als tekstdoel informeren
• Vaak een vaste structuur: 

        a. een verklaringsstructuur

        b. een vraag-antwoordstructuur  

        c. een oorzaak-gevolgstructuur

        d. een verleden-heden-toekomststructuur

        e. probleem-oplossingsstructuur

Welk woord past niet goed bij een uiteenzetting? Leg je
antwoord uit. Kies uit: feiten – mening

De opbouw van een alinea

1. Een goede alinea heeft een kernzin
2.  Die geeft aan waar de alinea over gaat of noemt de belangrijkste informatie. 
3. De rest van de alinea is een uitleg of een uitwerking van de kernzin. 
4. Soms is de kernzin als vraag geformuleerd. 

Waar vind je die kernzin?

• Heel vaak de eerste zin.

• De tweede zin (soms zelfs de derde)

• De kernzin is de laatste zin.

Twijfel je wat de kernzin is, ga dan na welke zin in de alinea wordt toegelicht.

Maken!

Opdracht 5, 6 en 7 

Hoofdstuk 1.2

De inleiding

Twee functies:

Aandacht trekken

Onderwerp introduceren

Aandacht trekken

1. naar een actuele gebeurtenis verwijzen
2. kort de voorgeschiedenis beschrijven
3. een aantrekkelijk voorbeeld geven
4. het belang voor het publiek aangeven

Aandacht trekken

Een inleiding wordt ook aantrekkelijk door een sterke eerste zin:

1. Een intrigerende vraag stellen
2. Schokkende/opvallende cijfers geven
3. Een citaat
4. Een raadselachtige/bijzondere opsomming 

Onderwerp introduceren

• Er worden een of meer vragen gesteld.

• Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.

• Er wordt een probleem geschetst.

Maken

Lees de verschillende teksten en geef aan