BS 6.5 aanpassingen bij dieren

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

BS 6.5 Aanpassingen bij dieren

Waar gaat deze bassistof over?

• Waterdieren
  
• Lanzoogdieren
  
• Vogels

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Aanpassingen bij Waterdieren

1. Kop romp en staart gaan in elkaar over (gestroomlijnd)
2. Gladde huid met schubben en slijm
3.  Vinnen voor voortbeweging

Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd. Een lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water 

Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Schutkleur (kleur om niet op te vallen) 

Donkere bovenkant en lichte onderkant 

Landzoogdieren

Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond

*Zoolgangers: Zachte ondergrond

*Teengangers: Harde ondergrond

*Hoefgangers: Harde ondergrond

Meer aanpassingen

Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen

Poolvos

Woestijnvos

Een sneeuwhaas

Een  Europese Haas

Vogels

Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Steltlopers

Priemsnavel= lange snavel

Lange poten voor ondiep water

soms met zwemvliezen om

 niet door de bodem te zakken

Roofvogels

Haaksnavel= krom, 

naar beneden gebogen, 

scherpe punt

Poten met klauwen

Zangvogels

Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Watervogels

Zeefsnavel

Zwemvliezen

Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Huiswerk

• Lezen bs 6.5
• opdr 1 t/m 7