15.3

Leerdoelen bij 15.3
  • Je kent de bouw van het oog en kunt uitleggen hoe licht door de verschillende onderdelen gaat. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kent de termen bijziendheid en verziendheid en kan deze in termen uitleggen met het begrip accomodatie, lens en oogbol.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoelen bij 15.3
  • Je kent de bouw van het oog en kunt uitleggen hoe licht door de verschillende onderdelen gaat. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kent de termen bijziendheid en verziendheid en kan deze in termen uitleggen met het begrip accomodatie, lens en oogbol.

Slide 1 - Slide

15.3 gezichtszintuig – licht breken
Breking van licht door:
  • Hoornvlies
  • Kamervocht
  • Ooglens
  • Glasachtig lichaam

Slide 2 - Slide

Pupilreflex

Slide 3 - Slide

Pupilreflex

Slide 4 - Slide

De pupilreflex

Slide 5 - Slide

Accomoderen 
Kijken naar iets veraf: platte lens
  • kringspiertjes ontspannen
  • diameter straalvormig lichaam neemt toe
  • lensbandjes worden langer
  • lens wordt plat getrokken

Kijken naar iets dichtbij: bolle lens
  • Kringspiertjes spannen
  • diameter straalvormig lichaam neemt af
  • lensbandjes ontspannen
  • de lens bolt



Slide 6 - Slide

Gezichtszintuig – verziend/bijziend
Verziend:
Te weinig lichtbreking - oogbol te kort

Bijziend:
Te veel lichtbreking - oogbol te lang



Slide 7 - Slide

Bijziendheid en Verziendheid
Welk type lenzen kan deze problemen verhelpen? 
Bestudeer p 217 en bekijk bron 13 goed.

 
Verziendheid als ouderdomskwaaltje: 
accommoderen lukt niet goed meer. 

Slide 8 - Slide

Oma heeft een leesbril nodig, ze kan de krant niet meer goed lezen. Welke stelling klopt?
A
Oma's lens wordt te bol, ze heeft een - glas nodig.
B
Oma's lens wordt te bol, ze heeft een + glas nodig.
C
Oma's lens wordt niet bol genoeg, ze heeft een - glas nodig.
D
Oma's lens wordt niet bol genoeg, ze heeft een + glas nodig.

Slide 9 - Quiz

Een bijziend persoon kan niet goed ... zien.
A
in de verte
B
dichtbij

Slide 10 - Quiz

Wat is het probleem als je bijziend bent?
A
lens wordt niet plat genoeg
B
lens wordt niet bol genoeg
C
brandpunt ligt voor het netvlies
D
je kunt dichtbij niet goed zien

Slide 11 - Quiz

Mark ziet niet goed. Veraf is alles onscherp. Hij is bijziend. Bij hem.......
A
is de oogbol te lang, hij heeft een + bril nodig
B
is de oogbol te lang, hij heeft een - bril nodig
C
is de oogbol te kort, hij heeft een - bril nodig
D
is de oogbol te kort, hij heeft een + bril nodig

Slide 12 - Quiz

Gezichtszintuig – afstand / diepte
Perspectief regels

 
Combineren van informatie uit beide ogen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Afsluiten:
Je kent de bouw van het oog en kunt uitleggen hoe licht door de verschillende onderdelen gaat.
Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
Je kent de termen bijziendheid en verziendheid en kan deze in termen uitleggen met het begrip accomodatie, lens en oogbol.
--> Maak 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9

Slide 15 - Slide