Vitale functies hartslag en bloeddruk

Vitale functies
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vitale functies

Slide 1 - Slide

Deze les 
Theorie
- Theorie vitale functies
- lichaamstemperatuur
- ademhaling
- bewustzijn

Skills
bloeddruk meten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je kunt de anatomische onderdelen van de bloedsomloop benoemen.
- Je kunt aangeven wat de functie is van de bloedsomloop en het hart.
- Je kunt aangeven waarom het zo belangrijk is kennis te hebben over de vitale functies.
- Je kunt aangeven wat jouw rol is als het gaat om vitale functies.
- Je weet waarop je observeert als het gaat om hartslag.
- Je weet waarop je observeert als het gaat om bloeddruk.
- Je kunt aangeven wanneer je spreekt van hoge of lage tensies.
- Je weet je benaming en werking van de verschillende bloeddrukmeters.
- Je kunt de aandachtspunten benoemen waarop je let als je bloeddruk meet.
- Je kunt de basisprincipes van de lichaamstemperatuur, ademhaling en bewustzijn beschrijven

Slide 3 - Slide

Wat zijn vitale functies? En kun je een voorbeeld geven?

Slide 4 - Open question

Vitale functies
Ademhaling
Circulatie (Bloeddruk +
Hartslag)
Temperatuur
Bewustzijn

Slide 5 - Slide

Bewaken vitale functies
Observeren
Aan de zorgvrager kun je signalen opvangen van ongemak, pijn, klachten, braken, enz.…
Meten
Tensie (bloeddruk)
Pols
Temperatuur
Ademhaling
(Lichaamsgewicht i.c.m. lichaamslengte )

Verpleegkundige/verzorgende voert uit en interpreteert
Arts interpreteert en zet beleid uit

Slide 6 - Slide

Bloeddruk

Slide 7 - Slide

Systolische druk (bovendruk): druk in de slagaders als het bloed in de aorta pompen
Diastolische druk (onderdruk): druk in de slagaders als het hart zich ontspant

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 10 - Quiz

Wat voor effect heeft adrenaline op de hartslag en de bloeddruk?
A
De hartslag daalt, bloeddruk neemt toe
B
De hartslag en bloeddruk nemen toe
C
De hartslag neemt toe, bloeddruk daalt
D
De hartslag en de bloeddruk dalen

Slide 11 - Quiz

Wat is de onderdruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 12 - Quiz

Wat is de bovendruk?
A
De bloeddruk wanneer de kamers samentrekken.
B
De bloeddruk wanneer de boezems samentrekken.
C
De bloeddruk tijdens de hartpauze.

Slide 13 - Quiz

De bloeddruk in de slagaders is hoog
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 14 - Quiz

Heeft iemand die regelmatig eventjes duizelig wordt als hij uit bed stapt last van lage of hoge bloeddruk?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 15 - Quiz

Door veroudering van de bloedvaten worden deze
A
Elastischer en wordt de bloeddruk hoger
B
Elastischer en wordt de bloeddruk lager
C
Minder elastisch en wordt de bloeddruk lager
D
Minder elastisch en wordt de bloeddruk hoger

Slide 16 - Quiz

Opdracht pols meten
Obs hartslag 15 seconden
X4 = resultaat hartfrequentie/minuut
Is de hartslag onregelmatig, dan verleng je de tijd naar 30 sec X2.

- zoek de polsslagader bij je buurman/vrouw en meet deze per minuut
- plaats wijsvinger en middelvinger met lichte druk op de polsslagader
- valt deze waarde binnen de normaalwaarden?
- sta nu op en maak passen op de plaats en ga 5 keer door je knieën.
- herhaal meting op de polsslagader
- welke waarde meet je nu?

Slide 17 - Slide

Pols
Een normale hartslag in rust ligt tussen de 60 en 100 slagen per minuut. Tijdens je slaap is je hartslag het laagst. De hartslag kan dan teruglopen naar minder dan 50 slagen per minuut, dit is dan normaal. Bij inspanning gaat de hartslag juist omhoog.

Slide 18 - Slide

Lichaamstemperatuur 

Slide 19 - Slide

Lichaamstemperatuur
  • Een gezonde lichaamstemperatuur ligt tussen 36 en 37,5 graden Celsius.
  • In de ochtend ligt de temperatuur iets lager dan in de avond.

Slide 20 - Slide

Ziek zijn hangt samen met temperatuurswisseling.
Je observeert de cliënt en houdt zijn temperatuur bij.


Slide 21 - Slide

Afwijkende temperatuur

  • Verhoging: 37.5 tot 38.0 graden.
  • Koorts: vanaf 38 graden .


Slide 22 - Slide

Temperatuur opnemen
De temperatuur kan op verschillende plekken gemeten worden:

  • Via het oor: dit is het meest gebruiksvriendelijk. Cliënt heeft hier het minste last van.
  • Via de anus: dit is heel nauwkeurig. Meest belastend voor de cliënt. Let hierbij op de cliënt altijd op zijn linkerzij ligt bij deze methode.

Slide 23 - Slide

Ademen
Een volwassen persoon ademt ongeveer 12 tot 16 keer per minuut. Bij een normale ademhaling tel je in 10 seconden dus ongeveer 2 of 3 ademhalingen. Kinderen ademen iets sneller

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

De inademing

Bij inademen trekken de ademhalingsspieren zich samen, waardoor het middenrif platter wordt
Dit vergroot de inhoud van de longen, die via luchtpijp, neus en mond lucht opzuigen
Bij uitademen ontspannen de ademhalingsspieren waardoor het middenrif  in een koepel omhoog wordt geduwd. Lucht wordt uit de longen via de luchtpijp geperst

Slide 27 - Slide

Gaswisseling
Uitwisseling van gassen
O2 - CO2

Bloed vervoert:
-O2 naar de cellen
--> Wat gebeurt er in de cellen?



Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

keelholte
neusholte
luchtpijp
longblaasje
bronchie

Slide 31 - Drag question

Bewustzijn

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

WAT IS EEN FLAUWTE?
Een flauwte ontstaat doordat er heel even te weinig bloed en dus te weinig zuurstof in je hersenen komt.
Je kunt zelfs je bewustzijn verliezen.
Dit heet bij flauwte een wegraking.
Als je staat, kun je dan vallen en je erg bezeren.

Slide 34 - Slide

Wat zie en wat hoor je?
Je ziet iemand:
  • Gaat zweten
  • Gaat zuchten en geeuwen
  • Een bleek, wit gezicht krijgt
Het slachtoffer zelf:
  • Krijgt oorsuizingen en ziet sterretjes
  • Voelt zich misselijk en duizelig

Slide 35 - Slide

BEWUSTELOOS
Iemand kan door een heleboel verschillende oorzaken bewusteloos raken.
  • Doordat hij op zijn hoofd valt
  • Een klap tegen het hoofd krijgt
  • Het kan ook door een ziekte komen bijvoorbeeld epilepsie, suikerziekte

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

oefenen bloeddruk meten

Slide 38 - Slide

afsluiting 
vragen
doelen

Slide 39 - Slide

Volgende les
Thema de laatste levensfase en palliatieve zorg 

Slide 40 - Slide