Persoonlijk voornaamwoord

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen?

- Uitleg en oefenen met het persoonlijk voornaamwoord

 

 

Bij het persoonlijk voornaamwoord, verander je het onderwerp in:

ik                       (enkelvoud, 1 persoon)

jij

zij/hij/u

wij                     (meervoud, meer personen)

jullie

zij

Een voorbeeld:

Anna geeft de tas aan Jaap.

Geeft (pv)Anna (o) de tas aan Jaap?

Anna is een vrouw.

Dan wordt het:

 Zij geeft de tas aan Jaap?

Nog een voorbeeld:

Henk slaapt op de bank.

Slaapt (pv) Henk (o) op de bank?

Henk is een man.

Dan wordt het:

Slaapt hij op de bank?

Fatima koopt kaas.
_______ koopt kaas.

1. wij
2. jullie
3. hij
4. zij

Fatima en Tim zijn familie.
......... zijn zus en broer.

1. zij
2. ik
3. wij

Kim woont in Eindhoven.
_______ woont op roosstraat 7.

1. ik
2. wij
3. zij
4. hij

Jos en Bram zijn broers. _______ zijn familie.

1. wij
2. zij
3. ik
4. hij

"Ik vraag het wel aan Bram."
"Bram, ga ............ook mee met ons?"

1. jij
2. hij
3. jullie
4. zij

Fatima koopt kaas.
_______ koopt kaas.

1. wij
2. jullie
3. hij
4. zij

Fatima en Tim zijn familie.
......... zijn zus en broer.

1. zij
2. ik
3. wij

Kim woont in Eindhoven.
_______ woont op roosstraat 7.

1. ik
2. wij
3. zij
4. hij

Hoi Ahmed, hoe oud ben __________?

1. wij
2. jij
3. ik
4. hij

Dit is Jan, _______ heeft school.

1. wij
2. jij
3. ik
4. hij

Mijn naam is Caroline, __________ kom uit Nederland.

1. wij
2. jij
3. ik
4. hij

Mijn naam is Caroline, __________ kom uit Nederland.

1. wij
2. jij
3. ik
4. hij

Mijn vader heet Joep, __________ komt uit Nederland.

1. wij
2. jij
3. ik
4. hij