Nederlands Begrijpend lezen Les 5: Jaar 2 P2 2023-2024
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands Begrijpend lezen Les 5: Jaar 2 P2 2023-2024
Slide 1 - Slide
In de vorige les heb je geleerd...
... welke 5 tekstdoelen en tekstsoorten we kennen. ... welke 3 soorten publiek we kennen.
... welke 2 functies de ‘rest’ van een alinea kan hebben.
...weet je waar in de alinea de kernzin kan staan. ...weet je het verschil tussen hoofd -en bijzaken.
Slide 2 - Slide
Aan het eind van deze les ...
... ken je een aantal tekstverbanden.
... weet je dat tekstverbanden worden aangegeven door signaalwoorden.
... weet je dat de tekstverbanden uit 2 delen bestaan.
... weet je hoe je de tekstverbanden moet noteren.
Slide 3 - Slide
Verbanden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea's
Signaalwoorden verbinden zinnen aan elkaar en zorgen zo voor een goedlopende, begrijpelijke samengestelde zin.
Ik houd van pizza, maar niet van pasta.
Signaalwoorden kunnen ook 2 losstaande enkelvoudige zinnen aan elkaar verbinden. Ik houd van pizza. Ik houd echter niet van pasta.
Daarnaast kunnen signaalwoorden alinea's met elkaar verbinden.
Slide 4 - Slide
Alinea-, zin- en tekstverbanden
Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar.
Meestal is er een verbandbinnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s.
Deze verbanden worden aangegeven door een signaalwoord.
Signaalwoorden zorgen voor een duidelijke rode draad en verhogen de leesbaarheid van een tekst.
Slide 5 - Slide
Verbanden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea's
Signaalwoorden verbinden zinnen aan elkaar en zorgen zo voor een goedlopende, begrijpelijke samengestelde zin.
Ik houd van pizza, maar niet van pasta.
Signaalwoorden kunnen ook 2 losstaande enkelvoudige zinnen aan elkaar verbinden. Ik houd van pizza. Ik houd echter niet van pasta.
Daarnaast kunnen signaalwoorden alinea's met elkaar verbinden.
Slide 6 - Slide
Tekstverbanden
Uitspraak-opsomming
Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen (= uitspraak).
In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen (= opsomming van drie zaken).
Slide 7 - Slide
Tekstverbanden
Uitspraak-tegenstelling
Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ...anderzijds, daar staat tegenover
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent (= uitspraak).
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven (= tegenstelling).
Slide 8 - Slide
Tekstverbanden
Uitspraak-voorbeeld
Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad (= uitspraak).
Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt (= voorbeeld).
Slide 9 - Slide
Tekstverbanden
Middel-doel
Iemand noemt een doel en een middel waarmee dat doel kan worden bereikt. Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren (= doel). Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie (= middel).
Slide 10 - Slide
Tekstverbanden
Uitspraak-vergelijking
Na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken.
Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met, net als
Net als bij Nederlands (= vergelijking) is het bij Engels belangrijk dat je verbanden in een tekst kunt herkennen (= uitspraak).
Slide 11 - Slide
Tekstverbanden
Oorzaak-gevolg
Iemand doet een uitspraak die een oorzaak heeft. Daarna wordt het gevolg genoemd.
Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren (= oorzaak).
Hierdoor konden we niet schaatsen (= gevolg).
Slide 12 - Slide
Tekstverbanden
Uitspraak-reden
Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
Signaalwoorden: daarom, want, omdat, namelijk
Voor voetbalwedstrijd heb je een goede conditie nodig (= uitspraak), daarom train ik twee keer in de week (= reden).
Slide 13 - Slide
Oorzaak-gevolg versus Uitspraak-reden
Een oorzaak heeft een gevolg, daar heb je geen invloed op.
Wanneer je bijvoorbeeld een pot nutella laat vallen (oorzaak), is de kans groot dat de pot kapot is (gevolg).
Een reden gebruik je alleen wanneer je iets te kiezen hebt. Een reden heeft ook een verklaring. Voorbeeld: Omdat hij zijn brood niet heeft opgegeten, mag hij nu geen taart.
Slide 14 - Slide
Oorzaak-gevolg versus Uitspraak-reden
Het interview kon niet doorgaan, omdat de geïnterviewde ziek was = fout.
Veel oogsten gingen verloren omdat het vroor = fout.
Waarom is dit fout?
‘Omdat’ gebruik je bij een reden en ‘doordat’ bij een oorzaak. Op een reden kun je invloed uitoefenen, maar een oorzaak overkomt je. Het moet dus zijn: 'doordat'.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’
Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan?
Schijf de beide delen van dit verband aan.
Uitspraak-conclusie
Uitspraak: ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek.
Slide 17 - Slide
Aan de slag!
Pak je boek (Op Niveau).
Ga naar blz. 150/151.
Lees de tekst 3: Chinese karakters ontcijferen
Log in bij Lessonup.
Ga naar: Begrijpend Lezen les 5
Maak vraag 1 t/m 20 op de slides 19 t/m 38.
Slide 18 - Slide
1. Wat is de functie van de titel?
Slide 19 - Open question
2. Waar staat de kernzin van alinea 2?
Slide 20 - Open question
3. Wat is de kernzin van alinea 3?
Slide 21 - Open question
4. Geeft het tussenkopje 'Vwo-niveau' goed de kern van de alinea weer? Licht je antwoord toe.
Slide 22 - Open question
5. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak? 'In afwachting van het voorstel en het besluit leggen de leerlingen op de pilotscholen de pilotexamens Chinees B2 af (r. 32-33)
Slide 23 - Open question
6. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak? 'Zij mogen Chinees gewoon deellaten uitmaken van hun examenpakket.' (r. 33-34)
Slide 24 - Open question
7. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak? 'Haijam Zijlma-Jiang, docent Chinees op een van de pilotscholen in Hilversum, heeft maar tien leerli ngen die Chinees als examenvak hebben gekozen.' (r. 34-36)
Slide 25 - Open question
8. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak? 'Het examenniveau Chinees is dan ook niet te vergelijken met dat van bijvoorbeeld Frans of Russisch.' (r. 37-39)
Slide 26 - Open question
9. Is de laatste alinea een goede afsluiting van de tekst? Licht je antwoord toe.