DER- und EIN- Gruppe stap voor stap (K4, Grammatik E, Teil 1)




 geslachtregels en uitgangen DER- en EIN-Gruppe
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson




 geslachtregels en uitgangen DER- en EIN-Gruppe

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Ik ken de geslachtsregels en kan deze toepassen.

- Ik kan het zelfstandig naamwoord in de 1e en 4e naamval        gebruiken.

Slide 2 - Slide

Der- und ein-Gruppe
Stap voor stap


Slide 3 - Slide

Der-Gruppe
De der-Gruppe bestaat uit de volgende woorden:
der
die
das

Dit zijn de lidwoorden in de 1e naamval. Als je een andere naamval gebruikt, verandert de uitgang.

Slide 4 - Slide

Der-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
4e
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 5 - Slide

ein-Gruppe
De ein-Gruppe bestaat uit de lidwoorden ein en kein en uit de bezittelijke voornaamwoorden.

mein = mijn
unser = ons/onze
dein = jouw
euer = jullie
sein = zijn
ihr =hun
ihr = haar
Ihr = uw

Slide 6 - Slide

ein-Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
m
v
o
mv
1
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
4
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder

Slide 7 - Slide

alle woorden uit de der-Gruppe (der, die, das) en alle woorden uit de ein-Gruppe (ein, kein.mein, dein, sein, unser, euer, ihr) worden op dezelfde manier vervoegd, ze krijgen dus dezelfde uitgangen in de 1, en 4e naamval.

Slide 8 - Slide

Der Gruppe & Ein Gruppe

Slide 9 - Slide

Ezelsbrug uitgangen DER-Gruppe
DER-Gruppe: 
1e naamval:  r-e-s-e
4e naamval: n-e-s-e


Slide 10 - Slide

conclusie:
De uitgangen van de DER- en EIN-Gruppe zijn vaak dezelfde. Afwijkingen zijn alleen bij de EIN-Gruppe de
1e naamval mannelijk en onzijdig EN
de 4e naamval onzijdig.
Deze krijgen GEEN uitgang!


Slide 11 - Slide

Voorbeelden
Ich sehe den Mann.         Ich sehe einen Mann.
Ich sehe die Frau.             Ich sehe eine Frau. 
Ich sehe das Kind.            Ich sehe ein- Kind.

Slide 12 - Slide

Welk zinsdeel is de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

oefenen
Ga naar de link op de volgende dia en oefen eerst online het toepassen van de geslachtregels.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link