wk 51: 2021 2022 1N

Lezen
timer
5:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Tekstbegrip
  • Je leert hoe je een tekst moet samenvatten 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Tijdens het lezen

Nu je bent voorbereid op het tekstonderwerp, gaan we de tekst intensief lezen. Dit betekent dat je ervoor zorgt dat je de tekst goed begrijpt en moeilijke woorden omcirkelt. 
De betekenis van de moeilijke woorden gaan we straks gezamenlijk achterhalen. 

Slide 5 - Slide

Na het lezen

Pak dia 3 voor je en maak een samenvatting bij deze tekst. Volg de stappen in dia 3 nauwkeurig zodat je geen zaken vergeet of te veel opneemt in je samenvatting. 

Slide 6 - Slide

Spelling
  • Herhaling tussenletter in samenstellingen.
  • Na deze les ken je de regels van de tussenletter in samenstellingen. 

Slide 7 - Slide

Wat zijn samenstellingen?
Een samenstelling bestaat uit 2 of meerdere losse woorden die aan elkaar geplakt worden en zo een nieuw woord vormen. 

Voorbeeld:
boek + kast = boekenkast
tafel + kleed = tafelkleed
groep + foto = groepsfoto
(......)

Het valt je misschien al op dat we soms 1 of 2 letters moeten toevoegen om de samenstelling juist te maken. Daar gaan we het in deze les over hebben!

Slide 8 - Slide

Slim leren!
Bekijk het schema over de tussenletter in samenstellingen in de methode. 
1hv: blz. 183
1vwo: blz. 194

Er is maar 1 moment waarop je en tussen de samenstelling voegt. Wanneer? 

Slide 9 - Slide

Je voegt dus en toe aan de samenstelling als het 1e woord van de samenstelling alleen een meervoud op een N heeft. 

Dus:      mees + huis = mezenhuis
               hond + brok = hondenbrok
               kat + staart = kattenstaart
               pen + bak = pennenbak

Op deze regel zijn enkele uitzonderingen. De uitzonderingen gaan altijd voor op de hoofdregel!  Lees in de volgende dia de uitzonderingen. 

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen: 
  1. Het eerste woord is uniek (er is er maar 1 van): Koninginnedag / zonnestraal / maneschijn
  2. Het eerste woord heeft geen meervoud: tarwe / rijst / rommel
  3. Het eerste woord versterkt het 2e woord: apetrots / beresterk / stekeblind
  4. Het eerste woord is een werkwoord: huilebalk / brekebeen / spinnewiel
  5. Het eerste woord heeft 2 meervouden: groenten en groentes (groentesoep)
  6. De samenstelling is versteend (een woord dat je uit je hoofd moet leren dus): bullebak / schattebout / spillebeen. 

Slide 11 - Slide

Beresterk of berensterk?
A
Beresterk
B
Berensterk

Slide 12 - Quiz

Brekebeen of brekenbeen?
A
Brekebeen
B
Brekenbeen

Slide 13 - Quiz

Gerstebier of gerstenbier?
A
Gerstebier
B
Gerstenbier

Slide 14 - Quiz

Maneschijn of manenschijn?
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 15 - Quiz

Secondewijzer of Secondenwijzer?
A
Secondewijzer
B
Secondenwijzer

Slide 16 - Quiz

Stationchef of stationschef
A
Stationchef
B
Stationschef

Slide 17 - Quiz

Opdrachten maken
blz. 183 opdr 26 gezamenlijk maken.

woordzoeker maken
blz. 184 opdr 27 zelfstandig of in tweetallen maken. 

woordzoeker maken

Slide 18 - Slide