Les 1 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Slide

Les 1
1.  Spreekoefening Hobbyhuis
2. nieuwe woorden
3. voltooid deelwoord
4. Invuloefening
5. Spreekoefeningen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De rest: wie of wat
De rest kan dus tijd of plaats zijn. Maar het kan ook wie of wat zijn. Kijk naar de voorbeelden:

Slide 4 - Slide

Mijn vrouw is ......... Ze gaat volgende maand bevallen.
A
jarig
B
ziek
C
zwanger
D
geboren

Slide 5 - Quiz

Dag buurman, mag ik een hamer van je ............ ?
A
kopen
B
lenen
C
huren
D
krijgen

Slide 6 - Quiz

Maak een goede zin:
naar de markt | Wij | elke zaterdag | gaan | samen

Slide 7 - Open question

De keuken is modern ....... de koelkast is oud.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 8 - Quiz

Mijn buik doet pijn ....... ik ga morgen naar de dokter.
A
of
B
maar
C
dus
D
want

Slide 9 - Quiz

Ik ben blij, want ........

Slide 10 - Open question

Op Marktplaats vind je veel ........... spullen.
A
advertenties
B
tweedehands
C
kopen
D
verkopen

Slide 11 - Quiz

Het tafeltje in de woonkamer is ........
A
houten
B
hout
C
van hout
D
houte

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe maak ik een voltooid deelwoord?
1. Kijk naar het hele werkwoord. Haal -en weg. Maak een ik-vorm.
2. Kijk naar de laatste letter. Is de laatste letter een s,f,t,k,ch,p?
SOFTKETCHUP -> Ja , dan een t
nee, dan een d
3. Schrijf ge voor de ik-vorm en een t of d op het einde.

We doen samen : werken, luister en ruilen

Slide 15 - Slide

Opdracht voltooid deelwoord
1. Ik heb zaterdag de hele dag gewerkt.(werken)
2. ..................je de opdrachten.........? (maken)
3. Francien ............medicijnen ...........(halen)
4. Wij............... alleen over ons werk..............(praten)
5. Wat..................Simon...............? (zeggen)
6. Leroi...............vijf kilometer...............(rennen)

Slide 16 - Slide

Wat is het goede voltooid deelwoord van werken?
A
Ik heb gisteren gewerken.
B
Ik heb gisteren gewerkd.
C
Ik heb gisteren gewerkt.

Slide 17 - Quiz

Wat is het goede voltooid deelwoord van koken?
A
Ik heb gisteren de pasta gekookt.
B
Ik heb gisteren de pasta gekookd.

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:
zeggen?

Slide 19 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
maken

Slide 20 - Open question

vul in
Kies uit: door – gebeurt – gemiddeld – gevaarlijk – gisteren – procent – vuur – ziekte
 1. Let op! Het ____ is aan.
 2. Ongeveer acht ____ van de Nederlanders heeft te weinig geld.
 3. Vandaag is José op tijd op haar werk, maar ____ was ze een half uur te laat.
 4. Nederlandse auto’s rijden ____ 37 kilometer per dag.
 5. Ik hoor veel lawaai buiten! Wat ____ daar?
 6. De trein heeft vertraging ____ een technisch probleem.
 7. Teus heeft een vervelende ____. Daarom moet hij naar het ziekenhuis.
 8. Dit is een ____ kruispunt. Let op met oversteken!

Slide 21 - Slide

Spreken
1. Wat zie je?
2. Wat vind je van dit schilderij?
3. Wat weet je van deze tijd?
4. Hou je van kunst?
5. Welke kleuren zie je?

Slide 22 - Slide

🧍‍♂️ Toerist: Hallo, mag ik iets vragen?
🚶‍♀️ Bewoner: Ja, natuurlijk!

🧍‍♂️ Toerist: Waar is het station?
🚶‍♀️ Bewoner: Het station is daar, naast de supermarkt.

🧍‍♂️ Toerist: Hoe kom ik daar?
🚶‍♀️ Bewoner: Ga rechtdoor en sla rechtsaf bij de stoplichten.
🧍‍♂️ Toerist: Is het ver?
🚶‍♀️ Bewoner: Nee, het is vijf minuten lopen.

🧍‍♂️ Toerist: Oké, dankjewel!
🚶‍♀️ Bewoner: Graag gedaan, veel plezier!

🧍‍♂️ Toerist: Dank je, fijne dag!
🚶‍♀️ Bewoner: Jij ook, doei!

Slide 23 - Slide

Spreekoefening: De weg vragen


🧍‍♂️ Persoon 1: Hallo, mag ik u iets vragen?
🧍‍♀️ Persoon 2: …………………………………………………………………………………
🧍‍♂️ Persoon 1: Weet u waar de supermarkt is?
🧍‍♀️ Persoon 2: …………………………………………………………………………………
🧍‍♂️ Persoon 1: Moet ik hier rechtdoor of linksaf?
🧍‍♀️ Persoon 2: …………………………………………………………………………………
🧍‍♂️ Persoon 1: Ah, bedankt! Is het ver lopen?
🧍‍♀️ Persoon 2: …………………………………………………………………………………
🧍‍♂️ Persoon 1: Oké, super! Dank u wel en fijne dag!
🧍‍♀️ Persoon 2: …………………………………………………………………………………

Slide 24 - Slide

Spreekoefening: op het werk
👩‍💼 Collega 1: Goedemorgen! Hoe gaat het vandaag?
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………
👩‍💼 Collega 1: Fijn! Heb je de e-mail van de manager al gelezen?
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………
👩‍💼 Collega 1: We moeten de presentatie voor morgen voorbereiden.
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………
👩‍💼 Collega 1: Ja, ik denk dat we rond 14:00 kunnen beginnen. Past dat voor jou?
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………
👩‍💼 Collega 1: Super! Dan zorg ik dat alles klaarstaat.
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………
👩‍💼 Collega 1: Top, tot straks!
👨‍💼 Collega 2: …………………………………………………………………………………

Slide 25 - Slide


Pannenkoeken of friet
Zwemmen of yoga
Strand of bergen
Sneeuw of zon
Hond of kat
Koud of warm
Ochtend of avond
Boek of film

Lopen of fietsen
Appel of banaan
Thee of koffie
Winter of zomer
Stad of dorp
Auto of trein
Liever lezen of schrijven?

Slide 26 - Slide

Spreekoefening
1. Wat doe je graag?
2. Wat doe je niet graag?
3. Het is zomer. Wat vind je leuk om te doen?
4. Het is winter. Wat vind je leuk om te doen?
5. Ik ben gek op fietsen. En jij?

Slide 27 - Slide

Nieuwe woorden leren
 • weigeren
 • ondanks
 • de gewoonte
 • de paniek
 • enthousiast
 • depressief
 • de uitdaging
Maak met elk woord één zin
1.  Ik weiger mee te doen met de les. 

Slide 28 - Slide

Wat heb je geleerd?
- leerdoelen
- Wat wil je volgende les leren?
- Wat kon er beter en wat ging er goed?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide