Werkwoordspelling persoonsvorm/voltooid deelwoord

Taalverzorging H3 
klas 4GT
werkwoordspelling
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taalverzorging H3 
klas 4GT
werkwoordspelling

Slide 1 - Slide


Sommige werkwoorden kunnen voor verwarring zorgen bij de werkwoordspelling.


Daarom is het belangrijk om het verschil te zien tussen een persoonsvorm en voltooid deelwoord.


Slide 2 - Slide

Hoe vind je ook alweer een persoonsvorm in een samengestelde zin?
A
door te kijken wie het doet
B
door te kijken of je het ww in de tt en vt kan gebruiken
C
door te kijken of het al voltooid is
D
door te kijken welke werkwoorden er staan

Slide 3 - Quiz

gebeuren

Het ongeluk is gisteren gebeurd.

Dat gebeurt wel vaker bij zo'n storm.


Waar gebruiken we een t? Waar een d?
Waarom? 

PV
PV
VD

Slide 4 - Slide

ontvoeren

Hij heeft dat meisje ontvoerd.

Hij ontvoert dat meisje.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Sleep de werkwoorden naar de juiste vakjes. 
PV TT
VD
belooft
beloofd
gebeurt
veranderd
ontdooit
hervormd

Slide 7 - Drag question

PV
VD
betaald
belooft
herinnert
betaalt
herdacht
beloofd
heeft

Slide 8 - Drag question

We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt

Slide 9 - Drag question

Hij ............ de vrouw aan die tafel.
A
bedient
B
bediend

Slide 10 - Quiz

Ik heb dat in mijn eentje ..........
A
beslist
B
beslisd

Slide 11 - Quiz

Mijn moeder .......... een lekker ontbijtje voor ons.
A
bereidt
B
bereid

Slide 12 - Quiz

Ik heb heel veel geld ................
A
verdient
B
verdiend

Slide 13 - Quiz

De docent ............... de studiewijzer.
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt

Slide 14 - Quiz

Ik heb hem aan zijn afspraak ...........
A
herinnert
B
herinnerd
C
herinnerdt

Slide 15 - Quiz

Mijn akelige buurman ............. zijn hond.
A
mishandelt
B
mishandeld
C
mishandeldt

Slide 16 - Quiz

Hij ......... veel eigenwaarde aan zijn brede bovenlichaam.
A
ontleent
B
ontleend
C
ontleendt

Slide 17 - Quiz

Maak een correcte zin van 5 woorden met het woord 'beschermd'

Slide 18 - Open question

Hoe heb ik het gedaan deze les?
Beheers ik de stof?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll